Validiteit en betrouwbaarheid

Validiteit en betrouwbaarheid
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Validiteit en betrouwbaarheid

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt de begrippen validiteit en betrouwbaarheid omschrijven
  2. Je kunt van een onderzoek de validiteit beschrijven
  3. Je kunt een analyse van de betrouwbaarheid maken 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het probleem met dit onderzoek?

Slide 3 - Tekstslide

Betrouwbaarheid en validiteit

Slide 4 - Tekstslide

Hoe is de validiteit?
Enquêtevraag: "Wat vind je van dit TV-programma?"

Slide 5 - Tekstslide

Hoe is de validiteit?
Je wilt weten hoe een groep leerlingen die op de leeftijd van 7-8 jaar in Nederland zijn komen wonen, zich hebben ontwikkeld nu ze in groep 8 zitten.

Je kiest ervoor om de CITO-scores van deze leerlingen te vergelijken met die van leerlingen die hier geboren zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Valide of niet?
Een onderzoek wijst uit dat veel mensen positief staan tegenover elektrisch rijden. Maar liefst 83,8 % van de ondervraagde mensen gaf aan dat hun volgende nieuw gekochte auto een elektrische auto zal zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Valide?
De zelfscankassa's bij de Jumbo leiden niet tot (meer) winkeldiefstel. Bij de ondervraging van 50 mensen die uit de winkel kwamen, gaf iedereen aan alle producten te hebben gescand en afgerekend.  

Slide 8 - Tekstslide

Betrouwbaar?
Lore en Laurine doen allebei een aparte meting aan de hoeveelheid glucose in een oplossing. Lore meet 0,4 g/L en Laurine 0,9 g/L. 

Is de meetmethode betrouwbaar?

Slide 9 - Tekstslide

Betrouwbaarheid/validiteit?
Twee jongens willen weten of creatine de spiermassa helpt toenemen. Ze meten in een testgroep de omtrek van de biceps bij mensen die wel en bij mensen die niet creatine gebruiken. Iedereen traint de biceps op gelijke wijze.
Bij de creatine groep is de toename van de omtrek 18% na 4 weken. Bij de controlegroep is dit 11,5%. 30 mensen per groep. Meetafwijking 2%.

Slide 10 - Tekstslide