20-02-2024

20-02-2024
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
WorkshopsISK

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 240 min

Onderdelen in deze les

20-02-2024

Slide 1 - Tekstslide

Planning

  • Herhalen
  • Thema 2.8 nieuwe woorden leren
  • Opdrachten maken
  • Thema 2.9

Slide 2 - Tekstslide

Herhalen, Hoeveel woorden jij?

Slide 3 - Tekstslide

Antwoorden
  1. Ik hou van pizza. 4
  2. Mijn kat heet Roos. 4
  3. Ik ga graag naar het park. 6
  4. De zon schijnt vandaag. 4
  5. Mijn favoriete kleur is blauw. 5
  6. Ik ben dol op muziek luisteren. 6
  7. Morgen ga ik naar de bioscoop. 6
  8. Ik heb een fiets en een skateboard. 7
  9. In de zomer ga ik zwemmen. 6
  10. Mijn moeder kookt heel lekker. 5

Slide 4 - Tekstslide

Thema 2.8
Lezen opdracht 46
Woorden hardop lezen 

Slide 5 - Tekstslide

Nieuwe woorden opdr. 46

Slide 6 - Tekstslide

werkwoord staan (tegenwoordige tijd)
дієслово stand (теперішній час)
Ik sta
Jij/Je/U staat
Hij/Zij/Het staat
Wij/We staan
Jullie staan
Zij/Ze staan




Slide 7 - Tekstslide

werkwoord zitten (tegenwoordige tijd)= дієслово сидіти (теперішній час)
Ik zit
Jij/Je/U zit
Hij/Zij/Het zit
Wij/We zitten
Jullie zitten
Zij/Ze zitten

Slide 8 - Tekstslide

werkwoord zien (tegenwoordige tijd)= дієслово побачити (теперішній час)
Ik zie
Jij/Je/U ziet
Hij/Zij/Het ziet
Wij/We zien
Jullie zien
Zij/Ze zien

Slide 9 - Tekstslide

werkwoord beginnen (tegenwoordige tijd)= дієслово починати (теперішній час)
Ik begin
Jij/Je/U begint
Hij/Zij/Het begint
Wij/We beginnen
Jullie beginnen
Zij/Ze beginnen

Slide 10 - Tekstslide

Maak WORD opdracht

Slide 11 - Tekstslide

Nakijken

Slide 12 - Tekstslide

Luisteropdracht  47
Waar of niet waar?

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Maak opdracht 49, 50, 52 en 53

Slide 15 - Tekstslide

Nakijken

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 49

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 50

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 52

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 53

Slide 20 - Tekstslide

Welk woord hoor je?

Slide 21 - Tekstslide

Antwoorden
  1. Pen
  2. Zien
  3. Papier
  4. Bord
  5. Makkelijk
  6. Mensen
  7. Opdracht
  8. Schrijf
  9. Betekent
  10. Begrijp

Slide 22 - Tekstslide

Spel het woord=Напишіть слово

Slide 23 - Tekstslide

Klas

Slide 24 - Tekstslide

Docent

Slide 25 - Tekstslide

Hoeveel

Slide 26 - Tekstslide

Papier

Slide 27 - Tekstslide

Sorry

Slide 28 - Tekstslide

Potlood

Slide 29 - Tekstslide

Goedemorgen

Slide 30 - Tekstslide

Moeilijk

Slide 31 - Tekstslide

Jullie mogen je eigen naam spellen

Slide 32 - Tekstslide

Thema 2.9

Slide 33 - Tekstslide

Nieuwe woorden

Slide 34 - Tekstslide

werkwoord Moeten (tegenwoordige tijd)= дієслово have to (теперішній час)
Ik moet
Jij moet
U moet
Hij/Zij/Het moet
Wij moeten
Jullie moeten
Zij moeten

Slide 35 - Tekstslide

Maak opdracht 56, 57, 59 en 60

Slide 36 - Tekstslide

Nakijken

Slide 37 - Tekstslide