17.4 Het belang van de nucleotidevolgorde

Planning week
Les 1:
Nabespreken LessonUp 17.3
Zelf werken
Introductie en uitleg 17.4 Of  Werken aan LessonUp 17.4

Les 2:
Nabespreken 17.4
Zelf werken


Les 3:
Introductie en uitleg 17.5 OF werken aan LessonUp 17.5
Zelf werken
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Planning week
Les 1:
Nabespreken LessonUp 17.3
Zelf werken
Introductie en uitleg 17.4 Of  Werken aan LessonUp 17.4

Les 2:
Nabespreken 17.4
Zelf werken


Les 3:
Introductie en uitleg 17.5 OF werken aan LessonUp 17.5
Zelf werken

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Hoe kun je eeneiige tweelingen onderscheiden?

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt uitleggen hoe DNA-sequensen werkt
- Je weet de verschillende typen mutaties.
- Je kunt de verschillende types mutaties toepassen in de effecten die ze kunnen hebben op een organisme; tumorsuppressorgenen, proto-oncogenen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Filmpjes (extra uitleg)
Wil je extra uitleg?
Bekijk de 3 korte filmpjes over:
Gelelektroforese (3 min)
DNA-sequensen (4min)
Restrictie-enzymen (4 min)
Beantwoord daarna de checkvragen
Ga daarna verder met de dia's over mutaties

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Wat wordt er onderzocht bij DNA sequencing?
A
De functie van de genen
B
De volgorde van de stikstofbasen
C
Het fenotype
D
De verandering van de genen

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel verschillende soorten primers worden gebruikt bij het sequencen van een deel van het DNA?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quizvraag

Leg uit hoe de resultaten van de gelelektroforese stap omgezet kunnen worden in een DNA lettercode

Slide 16 - Open vraag

Wat is een restrictie-enzym?
A
Is gelabeld nucleotide gebruikt bij sequencen
B
Verbreekt waterstoffenbruggen bij replicatie
C
Kan Okazaki-fragementen aan elkaar koppelen
D
Herkent specifieke nucleotidesequentie en knippen DNA daar door

Slide 17 - Quizvraag

Examenvraag
Lees de vraag
Teken het antwoord in je schrift
Upload foto op volgende dia

Slide 18 - Tekstslide

Upload een foto van je antwoord op examenvraag 37

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Mutaties
  • Een mutatie = een verandering van het DNA, hierdoor ontstaat variatie
  • Mutatie in een lichaamscel is niet zichtbaar 
  • Mutatie in een bevruchte eicel is meestal wel zichtbaar
  • Mutant: mutatie is zichtbaar

  • Is een mutatie nuttig => mutatie blijft
  • Is een mutatie niet nuttig => dier heeft een kleinere kans om te overleven dus kan de mutatie niet doorgeven


Slide 21 - Tekstslide

Mutagene
invloeden kunnen mutaties veroorzaken

Slide 22 - Tekstslide

Effecten mutaties
Geen gevolgen als:
  • lichaamscel
  • gen niet actief
  • werking eiwit veranderd niet door mutatie
  • mutatie op  recessief allel

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

puntmutatie: substitutie (veranderen) van 1 base
/substitutie

Slide 25 - Tekstslide

puntmutatie: substitutie (veranderen) van 1 base
/substitutie

Slide 26 - Tekstslide

puntmutatie: deletie (verwijderen) van 1 base

Slide 27 - Tekstslide

puntmutatie: insertie (toevoegen) van 1 base

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Leg uit waardoor substitutie niet altijd in een andere aminozuurvolgorde resulteert na translatie.

Slide 30 - Open vraag

Welk van deze mutatievarianten zullen de meeste impact leveren op het uiteindelijke eiwit?
A
Inversie en substitutie
B
Deletie en insertie
C
Inversie en deletie
D
Substitutie en insertie

Slide 31 - Quizvraag

21. Wat voor soort genmutatie zien we hier?
A
Deletie
B
Insertie
C
Verkeerde base
D
Substitutie

Slide 32 - Quizvraag

Welk soort mutatie heeft hiernaast plaatsgevonden?
A
Deletie
B
Substitutie
C
Insertie
D
Desertie

Slide 33 - Quizvraag

Er wordt wel eens gezegd dat deletie en insertie zorgen voor veranderingen in het 'leesraam'. Leg uit wat hiermee wordt bedoeld.

Slide 34 - Open vraag

Waarom heeft een mutatie in een geslachtscel een groter gevolg dan een mutatie in een lichaamscel?

Slide 35 - Open vraag