4/11 overtuigend presenteren/spreken

timer
15:00
In stilte lezen uit het door jouw gekozen boek op niveau.
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

timer
15:00
In stilte lezen uit het door jouw gekozen boek op niveau.

Slide 1 - Tekstslide

Presenteren

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoel
  • Korte activiteit
  • Terugblik
  • Instructie- zelfstandig in stilte werken 
  • Verlengde instructie - in stilte werken 
  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:

  • Kan je benoemen hoe je overtuigend moet spreken.
  • heb je geoefend met het benoemen van belangrijke punten in tijdens het overtuigend spreken.

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 4 - Tekstslide

timer
15:00
In stilte lezen uit het door jouw gekozen boek op niveau.

Slide 5 - Tekstslide

Spreken

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Kijk goed naar de volgende twee fragmenten en maak aantekeningen van dingen die goed of minder goed worden gedaan bij het overtuigen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Wat is het verschil tussen de speech van Al Pacino en Leonardo di Caprio

Slide 11 - Open vraag

Welke vind ik het beste van de twee?

Slide 12 - Poll

Wat moet een spreker doen om zijn publiek te boeien, denk je?

Slide 13 - Woordweb

Een goede spreker:
  • zegt in het begin wat het onderwerp is en hoe de presentatie is opgebouwd: 
  • -Mijn moeder komt oorspronkelijk uit Ierland, waar ze elk jaar op 17 maart Saint Patrick’s Day vieren. -
  • Ik wil jullie graag iets vertellen over dit feest. -
  • Ik begin met het ontstaan van het feest. -
  • Vervolgens vertel ik hoe het feest tegenwoordig gevierd wordt en welke symbolen er bij het feest horen. -
  • Tot slot ga ik het nog hebben over andere plaatsen in de wereld waar het feest gevierd wordt.

Slide 14 - Tekstslide

Een goede spreker:
  • geeft duidelijk aan wanneer hij overgaat op een ander deel van zijn presentatie: Saint Patrick’s Day is dus een typisch Iers volksfeest. Maar ook op veel andere plaatsen in de wereld wordt Saint Patrick herdacht. In Amerika bijvoorbeeld …

Slide 15 - Tekstslide

Spreken
  • Oefening baart kunst → Goed spreken leer je alleen maar door het veel te doen. Je moet wellicht wat gêne (schaamte) of zelfs wat angst overwinnen en je komt er door oefening achter hoe je boodschap het beste wil ordenen en verwoorden. 

Slide 16 - Tekstslide

Een goede spreker:
  • gebruikt woorden die de luisteraars begrijpen
  • spreekt rustig, duidelijk en niet steeds op één toon
  • staat rechtop en kijkt het publiek voortdurend aan
  • maakt zo nu en dan een grapje

Slide 17 - Tekstslide

Presenteren: de fasen
Bij een presentatie vertel je iets aan een publiek. Je presenteert bijvoorbeeld een werkstuk, geeft een demonstratie of prijst een product aan.

  1. In de inleiding van een presentatie vertel je waarover je verhaal gaat en noem je kort de deelonderwerpen. 
  2. In het middenstuk geef je per deelonderwerp alle informatie die je kwijt wilt. 
  3. In het slot rond je duidelijk af, zodat de luisteraars weten dat je presentatie afgelopen is. 
  4. Je eindigt met een leuke slotzin en je vraagt daarna of je publiek vragen heeft.

Slide 18 - Tekstslide

Presenteren: de uitvoering
  • Spreek rustig en duidelijk, maar niet saai.
  • Kijk de klas rond; richt je blik niet op één persoon.
  • Sta rechtop; stop je handen niet in je zakken.
  • Lees je presentatie niet voor; gebruik het spiekbriefje als geheugensteuntje.
  • Maak je presentatie interessanter voor je publiek door dingen te laten zien.
  • Vraag aan het eind of je publiek vragen heeft en zo ja, beantwoord ze dan.

Slide 19 - Tekstslide

Enthousiast spreken

Als je iets wilt verkopen of je wilt dat anderen meedoen aan iets wat je organiseert, dan moet je enthousiast spreken. 
Het doel is immers om iemand over te halen om iets van je te kopen of mee te doen met de actie.

Slide 20 - Tekstslide

Zo spreek je enthousiast 
• Straal uit dat je het product of de actie zelf echt fantastisch vindt; dan kom je overtuigend over.
• Spreek verstaanbaar en op een opgewekte toon.
• Kijk je publiek aan en glimlach veel.
• Gebruik wervende bijvoeglijke naamwoorden als geweldig, fantastisch, ongelofelijk, super.
• Gebruik een slogan (een slagzin) die past bij het product of de actie.

Slide 21 - Tekstslide

Een boeiende spreker
Hoe iemand overkomt, heeft uiteraard met de inhoud van zijn verhaal (verbale communicatie) te maken. 
Het hangt echter ook sterk af van de manier waarop hij zich presenteert. 
Bij een spreker bepalen namelijk de manier van spreken en de lichaamstaal (non-verbale communicatie) voor meer dan de helft of de boodschap blijft hangen.


Slide 22 - Tekstslide

Zo herken je een boeiende spreker


Een boeiende spreker …
  • trekt met een pakkende opening meteen de aandacht van zijn publiek;
  • illustreert zijn verhaal met aantrekkelijke voorbeelden en leuke anekdotes;
  • heeft een actieve lichaamshouding:
      – toont een opgewekte, vriendelijke gezichtsuitdrukking;
      – ondersteunt zijn verhaal met passende gebaren;


Slide 23 - Tekstslide

Een boeiende spreker
Een boeiende spreker ...
  • spreekt enthousiast, maar niet te snel of te luid;
  • houdt bij zijn woordkeus en zinsbouw rekening met zijn publiek;
  • maakt contact met zijn publiek:
     – kijkt de toehoorders aan;
     – heeft oog voor de reacties van zijn toehoorders en speelt daarop in;
  • sluit zijn verhaal af met een originele uitsmijter.

Slide 24 - Tekstslide

Aantrekkelijk spreken

Hoe je als spreker overkomt, heeft uiteraard te maken met de inhoud van je verhaal. 
Het hangt echter ook sterk af van de wijze waarop je je presenteert. 
Bij boeiend spreken heb je gezien dat je manier van spreken en je lichaamstaal voor meer dan de helft bepalen of je boodschap blijft hangen.

Slide 25 - Tekstslide

Zo bereid je een overtuigende presentatie voor
  • Kies een onderwerp en documenteer je.
  • Bepaal op basis van je documentatie je standpunt en zoek argumenten die je standpunt ondersteunen. Baseer je argumenten zo mogelijk op feiten.
  • Bedenk mogelijke tegenargumenten en weerleggingen.
  • Bouw je presentatie op volgens een geschikte structuur, zoals de argumentatiestructuur of de voor- en nadelenstructuur.

Slide 26 - Tekstslide

Overtuigend spreken
Mensen overtuigen in een krachtige presentatie is een hele kunst. Daarom bouwen we de kennis en de vaardigheden langzaam op.
  • Overtuigend spreken → Overtuigen gaat over het goed gebruiken van standpunten en argumenten. Hierover hebben jullie al les gehad (betoog geschreven). Haal de kennis weer op en let bij het maken van jullie checklist op de kenmerken van standpunten en argumenten en op de structuur van je verhaal (opbouw). Combineer dat met de kennis van de retorica. 
  • Overtuigend spreken → Spreken voor een groep gaat over houding, mimiek, handgebaren, intonatie van je stem, enthousiasme, de durf om te variëren in je stem, woordkeus en herkenning (zowel in voorbeelden die je geeft, als in structuur van de presentatie: de luisteraar moet inleiding - kern - slot kunnen ontdekken in je verhaal). 

Slide 27 - Tekstslide

Spreken in het openbaar

Zie voor tips bijvoorbeeld: https://www.bureauspraakwater.nl/artikelen/spreken-in-het-openbaar/10-tips-om-zenuwen-te-controleren-bij-spreken-in-het-openbaar/

Enkele voorbeelden:
- Maak (oog)contact met het publiek.
- Zorg dat je de inhoud van je voordracht goed kent.
- Oefen de voordracht meer dan één keer voor een paar bekenden.
- Concentreer je op je boodschap en zie de boodschap als van belang voor het publiek.


Slide 28 - Tekstslide

TIP: bekijk deze video’s! Ze geven tips over alles wat jullie in de presentatie moeten doen/ moeten laten zien.  

Slide 29 - Tekstslide

Zo moet het!

Video 1: winnaar van het NK Pitchen 2018.      Video 2: winnaar van het NK Pitchen 2017







Kijkhulp: hoe introduceren de sprekers hun onderwerp, hoe betrekken zij hun publiek daarbij, wat is hun standpunt, welke argumenten hebben zij voor zijn product, hoe staan ze erbij, wat doen ze met hun handen, hoe gebruiken zij hun stem? 

Slide 30 - Tekstslide

Zo moet het niet!
*alhoewel er bij veel van deze sprekers ook goede dingen te bespeuren zijn. Bedenk voor je zelf wat er wél goed is (denk aan houding, hulpmiddelen, taalgebruik, inzetten van humor) en wat er zéker anders moet.

https://www.youtube.com/watch?v=AcUwS90IZ4A&hc_location=ufi 
→ Henry van Loon doet DWDD in 3 min
https://www.youtube.com/watch?v=dB79B8iZh-E
→ Guido Weijers - spreekbeurt over de kip

Slide 31 - Tekstslide

Zo bereid je een overtuigende presentatie voor
  • Trek met een pakkende opening de aandacht van je publiek en introduceer in de inleiding je standpunt.
  • Geef in het middenstuk eerst de argumenten voor je standpunt. Noem daarna de tegenargumenten en weerleg die. Zorg voor een logische volgorde en gebruik signaalwoorden en structuuraanduidende zinnen.
  • Herhaal in het slot kort de argumenten, noem nogmaals je standpunt en sluit af met een originele uitsmijter.

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht: de week van Peter
Je luistert en kijkt naar een klein stukje van de wekelijkse column van Peter Heerschop op radio538.

Peter Heerschop bespreekt de week met veel sport en weinig vrouwen. Ook bereidt hij zich voor op het verzetten van de klok, maar daar lijkt hij nog al moeite mee te hebben. 

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht
Let op zijn stemgebruik: volume, tempo, intonatie en articulatie en let op zijn mimiek.

Wat valt je op?

(schrijf je feedback eerst op papier, werk in steekwoorden)

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Let op zijn stemgebruik: volume, tempo, intonatie en articulatie en let op zijn mimiek.
Wat valt je op?

Slide 36 - Open vraag

Dusssss
  • Publiek luistert en kijkt
  • Boodschap -> wat zeg je en hoe zet je iets.
  • Lichaamshouding, mimiek, gebaren en bewegingen
  • Geloofwaardig en krachtig overkomen
  • Je moet in je verhaal geloven en erachter staan
  • Taalgebruik, stem, houding en contact met publiek.

Wat voegen we toe aan de criterialijst? Eerst enkele tips.

Slide 37 - Tekstslide

Taalgebruik
  • Pas je taal aan aan je publiek: woordkeus en zinslengte.
  • Gebruik signaalwoorden om verbanden te leggen.
  • Leg moeilijke begrippen uit --> gebruik sprekende voorbeelden.
  • Vermijd stopwoordjes en probeer 'uhhhh...' te voorkomen.

Slide 38 - Tekstslide

Stemgebruik
  • Tempo: spreek niet te snel.
  • Intonatie: varieer in toon en leg accenten --> overdrijven mag.
  • Volume: spreek duidelijk en hard genoeg. Varieer in volume.
  • Articulatie: Spreek de woorden goed uit. Oefen de uitspraak van moeilijke woorden. 

Slide 39 - Tekstslide

Houding
  • Sta rechtop en wiebel niet.
  • Leun niet tegen een muur.
  • Zorg dat je gezichtsuitdrukking past bij je verhaal.
  • Maak gebaren met je handen --> blijf wel jezelf.
  • Wees enthousiast.
  • Straal uit dat je verhaal bijzonder en boeiend is.
  • Geloof in jezelf. 

Slide 40 - Tekstslide

Contact
  • Kijk je publiek aan en kijk rond.
  • Maak contact met je publiek en houd rekening met reacties.

Slide 41 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:

  • Kan je benoemen hoe je overtuigend moet spreken.
  • heb je geoefend met het benoemen van belangrijke punten in tijdens het overtuigend spreken.

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 42 - Tekstslide

Ik weet hoe ik overtuigend moet presenteren.

😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

Slide 44 - Open vraag

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 45 - Open vraag