17/5 Opdracht overtuigend spreken + uitleg retorica

Presenteren
Met deze opdracht gaan jullie leren om overtuigende sprekers te worden: enthousiaste sprekers met een inhoudelijk sterk verhaal dat op een boeiende manier wordt gebracht. 
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Presenteren
Met deze opdracht gaan jullie leren om overtuigende sprekers te worden: enthousiaste sprekers met een inhoudelijk sterk verhaal dat op een boeiende manier wordt gebracht. 

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Korte activiteit
  • Instructie/quiz
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Spelen met woorden: raadsels
Geef iedereen de kans om het raadsel op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe je het in je hoofd.
  • Lees eerst het raadsel en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Schrijf je antwoord in de volgende sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een prins en een boer?

Slide 4 - Open vraag

Wat is de minst gesproken taal ter wereld?

Slide 5 - Open vraag

Hoe noem je een teek die van dansen houdt?

Slide 6 - Open vraag

Leerdoelen
 Aan het einde van deze les:
  • weet je hoe je overtuigend moet spreken
  • Weet je wat er bedoeld wordt met retorica 
  • heb je gewerkt aan je pitch

Doel groepsopdracht:
  • aan het einde van deze opdracht heb ik mij verdiept in overtuigend spreken
  • aan het einde van deze opdracht kan ik een eigen presentatie maken van goede argumenten en de retorische middelen die bij een overtuigende presentatie horen.

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op die je
van de vorige les onthouden hebt.

Slide 8 - Woordweb

Slide 9 - Video

Herhaling

Slide 10 - Tekstslide

Diapresentatie
Als je een onderwerp aantrekkelijk en overzichtelijk wilt presenteren, kun je een diapresentatie maken, bijvoorbeeld met PowerPoint of met Google Presentatie
  • Tijdens je verhaal laat je dia’s zien. 
  • De belangrijkste punten in steekwoorden of in korte vragen.
  • De diapresentatie ondersteunt je verhaal. 
  • Jij bent als spreker belangrijker dan de dia’s.

Slide 11 - Tekstslide

Stappenplan maken diapresentatie
  1. Verdeel je onderwerp in deelonderwerpen (minimaal drie, maximaal zes) en noteer die in steekwoorden. Zie ook de paragraaf Spreken en gesprekken van dit hoofdstuk.
  2. Schrijf op de eerste dia de titel en je naam.
  3. Zet op dia 2 de deelonderwerpen onder elkaar, zodat er een overzicht ontstaat.
  4. Ontwerp dan voor elk deelonderwerp een aparte dia.
  5. Schrijf als laatste de einddia met een slot en de zin ‘Zijn er vragen?’
  6. Print de dia’s en gebruik de print tijdens je presentatie als geheugensteuntje.

Slide 12 - Tekstslide

Stappenplan dia maken
  • Schrijf in steekwoorden of gebruik korte vragen.
  • Gebruik een goed leesbaar lettertype.
  • Maak de dia niet te vol en niet te druk (niet meer dan vijf dots).
  • Gebruik afbeeldingen.
  • Houd tekst en afbeelding gescheiden.

Slide 13 - Tekstslide

Presentatie beoordelen

Bij sommige sprekers gaat het 
luisteren bijna vanzelf. Dat komt 
doordat een goede spreker zijn 
luisteraars op allerlei manieren helpt.

Slide 14 - Tekstslide

Een goede spreker:
  • zegt in het begin wat het onderwerp is en hoe de presentatie is opgebouwd: Mijn moeder komt oorspronkelijk uit Ierland, waar ze elk jaar op 17 maart Saint Patrick’s Day vieren. Ik wil jullie graag iets vertellen over dit feest. Ik begin met het ontstaan van het feest. Vervolgens vertel ik hoe het feest tegenwoordig gevierd wordt en welke symbolen er bij het feest horen. Tot slot ga ik het nog hebben over andere plaatsen in de wereld waar het feest gevierd wordt.

Slide 15 - Tekstslide

Een goede spreker:
  • geeft duidelijk aan wanneer hij overgaat op een ander deel van zijn presentatie: Saint Patrick’s Day is dus een typisch Iers volksfeest. Maar ook op veel andere plaatsen in de wereld wordt Saint Patrick herdacht. In Amerika bijvoorbeeld …

Slide 16 - Tekstslide

Een goede spreker:
  • gebruikt woorden die de luisteraars begrijpen
  • spreekt rustig, duidelijk en niet steeds op één toon
  • staat rechtop en kijkt het publiek voortdurend aan
  • maakt zo nu en dan een grapje

Slide 17 - Tekstslide

Presenteren

Slide 18 - Tekstslide

Presenteren: de fasen
Bij een presentatie vertel je iets aan een publiek. Je presenteert bijvoorbeeld een werkstuk, geeft een demonstratie of prijst een product aan.

  1. In de inleiding van een presentatie vertel je waarover je verhaal gaat en noem je kort de deelonderwerpen. 
  2. In het middenstuk geef je per deelonderwerp alle informatie die je kwijt wilt. 
  3. In het slot rond je duidelijk af, zodat de luisteraars weten dat je presentatie afgelopen is. 
  4. Je eindigt met een leuke slotzin en je vraagt daarna of je publiek vragen heeft.

Slide 19 - Tekstslide

Presenteren: stappenplan voorbereiden
  1. Kies een onderwerp dat je leuk vindt of waarvan je veel weet.
  2. Maak een woordveld: noteer je onderwerp en schrijf eromheen allerlei woorden die met dat onderwerp te maken hebben. Kies minimaal drie punten waarover je meer wilt vertellen: dit zijn je deelonderwerpen.
  3. Bepaal per deelonderwerp wat je wilt vertellen en zoek zo nodig extra informatie. Zet de deelonderwerpen in steekwoorden op een spiekbriefje.Gebruik eventueel per deelonderwerp een klein kaartje.
  4. Bedenk hoe je je presentatie wilt beginnen en afsluiten. Denk na over een leuke introductie en een goede slotzin. Je kunt natuurlijk ook een diapresentatie maken (zie de paragraaf Schrijven van dit hoofdstuk).
  5. Oefen je presentatie hardop.

Slide 20 - Tekstslide

Presenteren: de uitvoering
  • Spreek rustig en duidelijk, maar niet saai.
  • Kijk de klas rond; richt je blik niet op één persoon.
  • Sta rechtop; stop je handen niet in je zakken.
  • Lees je presentatie niet voor; gebruik het spiekbriefje als geheugensteuntje.
  • Maak je presentatie interessanter voor je publiek door dingen te laten zien.
  • Vraag aan het eind of je publiek vragen heeft en zo ja, beantwoord ze dan.

Slide 21 - Tekstslide

Enthousiast spreken




Als je iets wilt verkopen of je wilt dat anderen meedoen aan iets wat je organiseert, dan moet je enthousiast spreken. 
Het doel is immers om iemand over te halen om iets van je te kopen of mee te doen met de actie.

Slide 22 - Tekstslide

Zo spreek je enthousiast 
• Straal uit dat je het product of de actie zelf echt fantastisch vindt; dan kom je overtuigend over.
• Spreek verstaanbaar en op een opgewekte toon.
• Kijk je publiek aan en glimlach veel.
• Gebruik wervende bijvoeglijke naamwoorden als geweldig, fantastisch, ongelofelijk, super.
• Gebruik een slogan (een slagzin) die past bij het product of de actie.

Slide 23 - Tekstslide

Iemand overhalen
• Bedenk vooraf argumenten waarom mensen juist dit product moeten kopen of lid moeten worden van deze vereniging: wat zijn de unieke eigenschappen van het product waarover je praat, waarom is deze sportclub zo leuk?
• Trek de aandacht van je luisteraars met woorden als Nergens goedkoper, Spaar ze allemaal, Drie halen, twee betalen, Doneer nu, zodat … of Doe ook mee!
• Laat het product zien.

Slide 24 - Tekstslide

Overtuigend spreken
Mensen overtuigen in een krachtige presentatie is een hele kunst. Daarom bouwen we de kennis en de vaardigheden langzaam op.

  • Verdiepen in retorica → Retorica is de kunst van het spreken. Al eeuwen geleden zijn er mensen geweest die hier hele nuttige dingen over hebben opgeschreven. Die wijsheden, de kenmerken van een overtuigend verhaal, gaan jullie in jullie groepje opzoeken. 
  • Overtuigend spreken → Overtuigen gaat over het goed gebruiken van standpunten en argumenten. Hierover hebben jullie al les gehad (betoog geschreven). Haal de kennis weer op en let bij het maken van jullie checklist op de kenmerken van standpunten en argumenten en op de structuur van je verhaal (opbouw). Combineer dat met de kennis van de retorica. 
  • Overtuigend spreken → Spreken voor een groep gaat over houding, mimiek, handgebaren, intonatie van je stem, enthousiasme, de durf om te variëren in je stem, woordkeus en herkenning (zowel in voorbeelden die je geeft, als in structuur van de presentatie: de luisteraar moet inleiding - kern - slot kunnen ontdekken in je verhaal). 

Slide 25 - Tekstslide

Overtuigend spreken
  • Oefening baart kunst → Goed spreken leer je alleen maar door het veel te doen. Je moet wellicht wat gêne of zelfs wat angst overwinnen en je komt er door oefening achter hoe je boodschap het beste wil ordenen en verwoorden. Daarom zit er een oefenpitch in de opdracht verwerkt. 
  • Samenwerken → Doordat jullie samenwerken wordt het speurwerk naar de theorie van de retorica wat makkelijker en gezelliger, kunnen jullie oefenen in gestructureerd en volgens afspraak werken en kunnen jullie elkaar feedback geven op de presentatievaardigheden. Het is daarbij belangrijk eerlijk te zijn in de feedback, dat feedback echt nuttig is en iemand er wat mee kan (dus niet iemand afbranden of alleen maar zeggen dat iets goed is) en dat je als ontvanger van de feedback open staat voor wat er over de spreekvaardigheid wordt gezegd. (TIP: blz. 22)

Slide 26 - Tekstslide

Retorica 
Voor een goede, overtuigende presentatie is er meer nodig dan een inhoudelijk sterk verhaal. De Griekse wijsgeer Aristoteles schreef hier in ong. 350 v. Chr. al een boek over: ‘De kunst van de retorica’. De spreker moet ethos, pathos en logos gebruiken (zie afbeeldingen). 

Ook Quintillianus wist veel over retorica. Volgens hem moet een goede spreker vijf fases doorlopen. Die moeten jullie opzoeken. TIP: zoek met diverse zoektermen, schrik niet af van een beetje speurwerk, bereid je voor op enkele Griekse termen. 

Meer informatie: 
→ https://nl.wikipedia.org/wiki/Retorica
→ https://onzetaal.nl/oude-en-nieuwe-retorica/  
→ zoek bij Kennislink en Onze Taal op retorica of overtuigen 
→ klik op de twee afbeeldingen hiernaast!

Slide 27 - Tekstslide

Retorica 
Iedere spreker maakt (bewust of onbewust) wel gebruik van retorica, maar het wordt pas écht sterk als je je van alle onderdelen in je speech/presentatie/pitch goed bewust bent. Vooral wereldleiders hebben baat bij retorisch sterke speeches, want zij hebben een heel belangrijk doel: hun burgers OVERTUIGEN van te nemen beslissingen en van hun
 kwaliteit als leider. 
Link artikel: https://www.vn.nl/de-kunst-van-het-tranentrekken/
Klik op de link in de volgende pagina.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link

Ook Quintillianus (zie blz. 41) wist veel over retorica. Volgens hem moet een goede spreker vijf fases doorlopen. Die moeten jullie opzoeken.
TIP: zoek met diverse zoektermen, schrik niet af van een beetje speurwerk, bereid je voor op enkele Griekse termen.

Slide 30 - Open vraag

Aanvulling
Retorische middelen
Retorische middelen zijn te vinden in de paragraaf Woordenschat van hoofdstuk 1 en 2 (‘Stijlfiguren’).

Spreken in het openbaar
Zie voor tips bijvoorbeeld: https://www.bureauspraakwater.nl/artikelen/spreken-in-het-openbaar/10-tips-om-zenuwen-te-controleren-bij-spreken-in-het-openbaar/
Enkele voorbeelden:
- Maak (oog)contact met het publiek.
- Zorg dat je de inhoud van je voordracht goed kent.
- Oefen de voordracht meer dan één keer voor een paar bekenden.
- Concentreer je op je boodschap en zie de boodschap als van belang voor het publiek.


Slide 31 - Tekstslide

Vijf fasen - Quintilianus (gebaseerd op https://nl.wikipedia.org/wiki/Retorica#cite_note-:1-5) 

Vinding (inventio) → In deze fase ga je als spreker op zoek naar argumenten; je zoekt naar het materiaal voor je betoog. Ook bedenk je hier hoe je de luisteraar kunt betrekken bij jouw presentatie: hoe krijg je die zover dat de luisteraar naar jou wil gaan luisteren, aandacht en interesse wil hebben voor jouw verhaal. 

Ordening (dispositio) → In de fase van de ordening zet je als spreker alle argumenten in de juiste volgorde. Geef je na het standpunt eerst argumenten vóór het standpunt of start je juist met het weerleggen van een tegenargument. Bedenk hier wat de sterkste volgorde is. 

Verwoording (elocutio) → De verwoording van een betoog is volgens Quintilianus de moeilijkste fase van de welsprekendheid. In deze fase kijk je bewust naar de woorden die je kiest om je verhaal te vertellen. Het gaat er daarbij om dat je tekst juist is, volledig, mooi/stijlvol en passend bij het publiek.

Slide 32 - Tekstslide

Vijf fasen - Quintilianus (gebaseerd op https://nl.wikipedia.org/wiki/Retorica#cite_note-:1-5) 


Geheugentraining (memoria) → In deze fase besteed je aandacht aan het onthouden van je tekst. Bij presentaties is het de bedoeling dat je vertelt, uit het hoofd. Voorlezen tijdens een presentatie is niet wenselijk. Hoe zorg je ervoor dat je je tekst zó kunt onthouden dat je niets vergeet en dat je verhaal - als je het meerdere keren zou moeten presenteren - steeds dezelfde strekking heeft?

Voordracht (actio of pronuntiato) → Dit is de uitvoeringsfase; het daadwerkelijke uitspreken van een voordracht of betoog. Deze fase wordt beschreven met onder andere het belang van een goede stem, gelaatsuitdrukking en houding van het gehele lichaam, waarbij Quintilianus zelfs het volgende stelt:
"Persoonlijk durf ik wel vol te houden dat een matig betoog dat door een krachtige voordracht aantrekkelijk wordt gemaakt, meer effect heeft dan een heel goed betoog dat zo'n voordracht moet ontberen."[5]

Slide 33 - Tekstslide

Een overtuigende presentatie/speech bevat retorische middelen (stijlfiguren en beeldspraak) om de tekst krachtiger en mooier en dus aantrekkelijker te maken → klik op afbeeldingen voor meer informatie. Vooral politici weten wel raad met dit soort middelen, maar het is altijd belangrijk dat retorische middelen nog begrijpelijk zijn, anders schieten ze hun doel voorbij.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Link

Slide 36 - Video

Checklist
Om ervoor te zorgen dat jullie de kennis van de afgelopen week (over retorica, standpunten, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen) goed verwerken in jullie eigen (eind)presentatie gaan jullie een checklist maken. Daarin verwerk je ook de informatie die je opdoet op de genoemde blz. uit Nieuw Nederlands (86/87 en 118/119). Kijk voor belangrijke extra informatie over beoordelen op blz. 116 (en/of zie volgende dia)

TIP: maak categorieën in je checklist. Je presentatie heeft namelijk een inhoud, een bepaalde vorm en een opbouw/structuur. Daar horen allerlei aandachtspunten bij. Kijk voordat je de checklist maakt zéker de vlogs met presenteertips (zie ‘Voorbeelden’ verderop in de powerpoint). 

Slide 37 - Tekstslide

Blz. 116 NN → beoordelen overtuigende presentatie

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

TIP: bekijk deze video’s! Ze geven tips over alles wat jullie in de presentatie moeten doen/ moeten laten zien.  

Slide 40 - Tekstslide

Zo moet het!

Video 1: winnaar van het NK Pitchen 2018.      Video 2: winnaar van het NK Pitchen 2017







Kijkhulp: hoe introduceren de sprekers hun onderwerp, hoe betrekken zij hun publiek daarbij, wat is hun standpunt, welke argumenten hebben zij voor zijn product, hoe staan ze erbij, wat doen ze met hun handen, hoe gebruiken zij hun stem? 

Slide 41 - Tekstslide

Zo moet het niet!
*alhoewel er bij veel van deze sprekers ook goede dingen te bespeuren zijn. Bedenk voor je zelf wat er wél goed is (denk aan houding, hulpmiddelen, taalgebruik, inzetten van humor) en wat er zéker anders moet.

https://www.youtube.com/watch?v=AcUwS90IZ4A&hc_location=ufi 
→ Henry van Loon doet DWDD in 3 min
https://www.youtube.com/watch?v=dB79B8iZh-E
→ Guido Weijers - spreekbeurt over de kip

Slide 42 - Tekstslide

Beoordeling
De presentatie wordt beoordeeld met een SO-cijfer. Het cijfer wordt uit verschillende delen opgebouwd (groepswerk: samenwerking, inhoud, kracht van de argumentatie, individuele spreekvaardigheid, inzet van geleerde elementen, verwerking feedback). Het kan dus zijn dat er binnen een groep verschillende cijfers zullen zijn. 
De precieze rubric waarmee we zullen beoordelen, volgt na het moment dat jullie de checklists moeten inleveren.

Slide 43 - Tekstslide

Werk voor deze les: je houdt de pitch in de klas in je groepje. Tijdens de les zal ieder groepslid aan bod komen. 


OPDRACHT OEFENPITCH - WIE ZET JE IN HET ZONNETJE? 
- individueel in je groepje
- maximaal 1 minuut
- niet voor cijfer 

Jij kent vast wel een geweldige zanger of muzikant die velen enthousiasmeert, een dichter die troost biedt met zijn poëzie of iemand uit je omgeving die altijd voor anderen klaarstaat. Deze persoon mag wel eens in het zonnetje gezet worden! En wat is er nou mooier dan een eigen straat?

In deze opdracht ga je een pleidooi houden voor het vernoemen van een straat in jouw dorp of stad naar iemand, die dat volgens jou dubbel en dwars verdient. Overtuig met goede argumenten en voorbeelden; bedenk ten minste één tegenargument en één weerlegging daarbij. 
Voor deze opdracht is het nodig dat je weet hoe je een overtuigende presentatie moet houden, kun je een tegenargument bedenken en een weerlegging formuleren. 

Je houdt de pitch in de klas in je groepje. Tijdens de les zal ieder groepslid aan bod komen. 


timer
10:00

Slide 44 - Tekstslide

Leerdoelen
 Aan het einde van deze les:
  • weet je hoe je overtuigend moet spreken
  • weet je wat er bedoeld wordt met retorica 
  • heb je gewerkt aan je pitch

Doel groepsopdracht:
  • aan het einde van deze opdracht heb ik mij verdiept in overtuigend spreken
  • aan het einde van deze opdracht kan ik een eigen presentatie maken van goede argumenten en de retorische middelen die bij een overtuigende presentatie horen.

Slide 45 - Tekstslide

Ik weet hoe je overtuigend moet spreken.

😒🙁😐🙂😃

Slide 46 - Poll

Ik weet wat er bedoeld wordt met retorica.

😒🙁😐🙂😃

Slide 47 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 48 - Open vraag

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 49 - Open vraag