H2 Kapitel 5 und 6 wiederholen

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Heute wiederholen wir die Grammatik und Wortschatz von Kapitel 5 & 6

Beantworte die Fragen, die gestellt werden.

Ihr arbeitet zu zweit (mit deinem Nachbarn/deiner Nachbarin). Die drei besten Zweiergruppen bekommen eine Süßigkeit. 

Richtig oder falsch:
De -fe- in feesttenten gebruiken we niet om een werkwoord te vervoegen.

1. waar
2. niet waar

Welke letter komt er in de tegenwoordige tijd achter de stam bij de du-vorm?

1. e
2. st
3. t
4. en

Wanneer komt er geen -st achter de du-vorm maar alleen een -t?

1. Nooit.
2. Wanneer de stam eindigt op -e.
3. Wanneer de stam eindigt op een s-klank.
4. Wanneer het werkwoord eindigt op -ieren.

Richtig oder falsch?
De vervoeging van het werkwoord 'spielen' in de ihr-vorm is 'spielt'.

1. Richtig
2. Falsch

Richtig oder falsch?
De vervoeging van het werkwoord 'hören' is in de ich-vorm 'hörst'.

1. Richtig
2. Falsch

Wanneer zetten we géén ge- voor een voltooid deelwoord?

1. Als het eindigt op -ieren.
2. Als het eindigt op -en.
3. Als het begint met ver-.
4. Als het begint met be-.

Maak het voltooid deelwoord van dit werkwoord: wünschen.

Vul de zin in:
(antworten)
Du ____ zu langsam!

1. antworte
2. antwortst
3. antwortest
4. antwortet

Vul de zin in:
(reiten)
Wann ______ deine Schwester?

1. reite
2. reitet
3. reitt
4. reiten

Vul de zin in:
(reden)
Hast du mit Max _______?

1. redest
2. redet
3. geredet
4. geredt

Vul de zin in:
(finden)
Wie _____ ihr das Fach Kunst?

1. findet
2. findest
3. finde
4. findt

Vul de zin in:
(haben)
________ du die Rechnung gefragt?

1. habe
2. hast
3. hat
4. haben

Vul de zin in:
(sein)
Wir ________ nach Paris gefahren.

1. bin
2. bist
3. sind
4. seid

Wortschatz

Kies of typ zo snel mogelijk de juiste vertaling van de woorden uit hoofdstuk 5 & 6.

De vertaling van ...
genoeg

1. warm
2. Entschuldigung
3. genug
4. kalt

De vertaling van ...
de aardappelen

1. die Kartoffeln
2. die Nudeln
3. die Pommes
4. das Essen

De vertaling van ...
de viool

1. das Klavier
2. die Gitarre
3. das Schlagzeug
4. die Geige

Vertaal:
het brood

Vertaal:
saai

Vertaal:
de rekening

Vertaal:
de soep

Vertaal:
bestellen

Vertaal:
naar de bioscoop gaan

Vertaal:
gegeten

Vertaal:
treffen

Vertaal:
warten

Vertaal:
passieren

Vertaal:
die Scheibe

Vertaal:
im Fernsehen

Vertaal:
das Brötchen

der Hund / 
das Schaf

die Katze

die Tiere

eine

ein

keine

mijn

jouw, je

haar

zijn

ons, onze

jullie

hun

uw

ihr- (mv)

dein-

ihr- (ev)

mein-

euer-

Ihr-

sein-

unser-

Wat is de juiste vertaling van...
jouw?

1. mein(e)
2. dein(e)
3. sein(e)
4. ihr(e)

Wat is de juiste vertaling van...
haar?

1. unser(e)
2. Ihr(e)
3. sein(e)
4. ihr(e)

Wat is de juiste vertaling van...
onze?

1. unser(e)
2. eure
3. euer
4. ihr(e)

Wat is de juiste vertaling van...
hun?

1. eure
2. sein(e)
3. mein(e)
4. ihr(e)

Vul de zin in
(jouw)
Wie schmeckt ______ Cola?

Vul de zin in
(zijn)
Das ist _____ Bruder.

Vul de zin in
(onze)
_____ Hobbys sind Hockey spielen und reiten.

Vul de zin in
(uw)
Wo wohnt _____ Stiefmutter?

Zeit übrig?

Kies:

- Ga aan de slag met WRTS/Quizlet/Slim Stampen.

- Maak de oefentoets op Classroom.

- Bekijk de uitlegvideo's nog een keer op Classroom.