Toetsing trede 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo, t
• Leerjaar 1

Afronding trede 3 

Afronding trede 3 

Deze les...

kijken we terug op trede 3 en bereiden we ons voor op de afronding 

Doelen van de les 

• Ik weet wat ik moet doen en wat ik nodig heb om  trede 3 af te ronden
• Ik weet welke onderdelen ik (deels) onder de knie heb 

Trede 3 afronden: Je maakt...

.... een boekendoos +

... een toets 

De boekendoos 

De binnenkant 

• Vijf voorwerpen die met het boek te maken hebben + tekst waarom dit zo is 

• Tekst stukjes: 

1. Korte samenvatting

2. Plaats + tijd 

3. Mening + advies 

De buitenkant 

• Kaft van het boek 

• Plaatjes die met het boek te maken hebben 

Voorbeeld 1

Voorbeeld 2 

Toets trede 3: Wat moet je beheersen? 

• Lezen: Alinea's 
• Woordenschat: Een betekenis zoeken 
• Grammatica: Onderwerp + persoonsvorm 
• Grammatica: Lidwoord + zelfstandig naamwoord

Alinea's 

Waaraan kun je het begin van een nieuwe alinea herkennen?

In welke alinea('s) vind je vaak de belangrijkste informatie uit de tekst?

1. In de eerste alinea
2. Tussen de eerste en laatste alinea
3. In de laatste alinea
4. In de eerste en de laatste alinea

https:

Hoeveel alinea's telt deze tekst?

1. 11
2. 12
3. 13
4. 14

Welke tussenkopjes staan in de tekst? Schrijf ze op.

Lidwoord 

Noem de drie lidwoorden

Zelfstandig naamwoord

Liefde is erg fijn.

1. znw = liefde
2. znw = is
3. znw = erg
4. znw = fijn

De fiets heeft een bel.

1. znw = fiets
2. znw = bel
3. znw = fiets + bel
4. znw = heeft

Anna loopt naar huis.

1. znw = Anna
2. znw = huis
3. znw = Anna + huis
4. znw = naar

Persoonsvorm (1)

De kerstboom _________ morgen opgezet.

1. wort
2. word
3. wordt
4. worden

____________ jij morgen opgehaald?

1. wort
2. word
3. wordt
4. worden

Persoonsvorm (2)

De persoonsvorm is altijd een....

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. lidwoord
4. voorzetsel

De persoonsvorm kun je vinden door...

Wie gooit die bal?

1. pv = wie
2. pv = gooit
3. pv = die
4. pv = bal

Wij zijn naar huis gegaan.

1. pv = wij
2. pv = zijn
3. pv = naar
4. pv = gegaan

Onderwerp 

Het onderwerp vind je door de volgende vraag te stellen:

Ik loop naar Karel

1. ow = ik
2. ow = loop
3. ow = naar
4. ow = Karel

Het boek van Inge is erg leuk.

1. ow = het boek
2. ow = Inge
3. ow = het boek van Inge
4. ow = erg leuk

Ik kan....

• alinea's herkennen  
• lidwoorden herkennen en benoemen 
• zelfstandige naamwoorden herkennen en benoemen 
• de persoonsvorm in tegenwoordige tijd op een correcte manier spellen 
• de persoonsvorm in de zin herkennen en benoemen 
• het onderwerp in de zin herkennen en benoemen