Thuiswerkles Nederlands - Grammatica (2)

Persoonsvorm
Je leert over lidwoorden en zelfstandig naamwoorden
Je kunt lidwoorden en zelfstandig naamwoorden uit een zin halen. 
Lidwoorden en zelfstandig naamwoorden: blz 86 en lessonup
Nederlands
8 december 2020
Zijn de doelen behaald?
Maak opdracht 1,2,3,4,5

Maak opdracht 1,2,3,4,5
Werk de tijd die je over hebt aan je boekendoos
(een lesuur duurt 45 min)
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Persoonsvorm
Je leert over lidwoorden en zelfstandig naamwoorden
Je kunt lidwoorden en zelfstandig naamwoorden uit een zin halen. 
Lidwoorden en zelfstandig naamwoorden: blz 86 en lessonup
Nederlands
8 december 2020
Zijn de doelen behaald?
Maak opdracht 1,2,3,4,5

Maak opdracht 1,2,3,4,5
Werk de tijd die je over hebt aan je boekendoos
(een lesuur duurt 45 min)

Slide 1 - Tekstslide

Woord van de week
gunstig
betekenis: positief, goed

Voorbeeldzin: Het is gunstig dat ik een voldoende heb, want daarmee haal ik mijn cijfer op. 

Slide 2 - Tekstslide

Vorige week: persoonsvorm en onderwerp
Een persoonsvorm vind je op twee manieren:
1. Vraagproef
Maak een vraagzin van de zin. Het werkwoord dat voorin de zin staat, is de persoonsvorm.
2. Tijdproef
Zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.


Het onderwerp vind je door de vraag
Wie (of wat) + persoonsvorm

Slide 3 - Tekstslide

persoonsvorm
onderwerp
Mijn moeder en ik
gaan
zondag
naar
mijn oma.

Slide 4 - Sleepvraag

Theorie
Hoofdstuk 3, Taalverzorging, Grammatica
Lidwoord (de, het, een)
Zelfstandig naamwoord (mensen, dieren, planten, dingen)


Lees de theorie in het groene blok (blz. 86)

Slide 5 - Tekstslide

Veel dingen kunnen een eigennaam hebben : bijvoorbeeld mensen, merken, landen of plaatsen

Slide 6 - Tekstslide

Let op:
Specificaties van het woord horen niet bij het zelfstandig naamwoord:
De rode deur: znw = deur
Twee zielige kinderen: znw = kinderen

Soms heeft één omschrijving meerdere zelfstandig naamwoorden:
De man met de hoed op.
De jas van Emma's moeder
Het Rijksmuseum in Amsterdam.

Slide 7 - Tekstslide

Meestal/vaak
In het boek staan drie manieren om een zelfstandig naamwoord te herkennen. 
Soms zijn niet alle regels van toepassing. 

Probeer dan een andere regel of kijk of het mensen, dieren, planten of dingen (of namen) zijn 
Ezelsbruggetje: (Mijn naam is Me-di-pla-di)

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag
1. Kijk nog een keer goed naar de theorie in het groene blok
2. Maak de opdrachten:
Opdracht 1,2,3,4,5



Slide 9 - Tekstslide

Opdracht boekendoos
Een versierde schoenendoos met voorwerpen erin

Gebruik je opdrachtenblad voor uitgebreide uitleg!

- Een foto van je boek op de bovenkant
- Zakelijke gegevens over je boek op de zijkant
- Je mening over het boek, met beoordelingswoorden en argumenten
- 6 – 10 voorwerpen die passen bij het verhaal in jouw boek
(met uitleg en citaat: stukje tekst uit het boek)

Slide 10 - Tekstslide

Inleveren na de kerstvakantie

Slide 11 - Tekstslide

Tot de volgende les!
De volgende les is woensdag 9 december
3e uur

Slide 12 - Tekstslide