In deze les zitten 35 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
3.2 Veiligheid en milieu
Slide 1 - Tekstslide
Voor vandaag
Vorige les
Uitleg bij 3.2
Opdrachten maken bij 3.2
Kahoot
Lesafsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Veiligheidspictogrammen
Slide 3 - Tekstslide
Veiligheidspictogrammen
Slide 4 - Tekstslide
Veiligheidspictogram
Een veiligheidspictogram geeft aan wat het gevaar is van een stof.
Slide 5 - Tekstslide
Giftige stoffen
Stoffen die al in kleine hoeveelheden schadelijk zijn voor de gezondheid worden giftig genoemd.
Niet elke stof levert direct gevaar op voor je gezondheid
Slide 6 - Tekstslide
Medicijnen
Zijn stoffen om je beter te maken
Ze kunnen ook schadelijk zijn als je ze verkeerd gebruikt/ te veel
Altijd bijsluiter erbij
Slide 7 - Tekstslide
Kan water giftig zijn?
Ja, als je heel veel water drinkt in een korte tijd
Slide 8 - Tekstslide
Dus; alle stoffen kunnen gevaarlijk/giftig zijn, afhankelijk van de dosis
Slide 9 - Tekstslide
Dosis
De hoeveelheid die je van een stof binnenkrijgt heet de dosis.
Bij een te kleine dosis werken medicijnen niet goed.
Bij een te grote dosis kunnen medicijnen schadelijk voor je lichaam zijn.
Slide 10 - Tekstslide
Dosis - giftig
Kleine of grote dosis tot het giftig is?
Hoe lager de dodelijke dosis hoe giftiger
Slide 11 - Tekstslide
3. Je leert te rekenen met de dosis
Slide 12 - Tekstslide
Rekenen met dosis
De dodelijk dosis voor cafeïne is 12 g. In een glas cola zit 24 mg cafeïne. Bereken met de verhoudingstabel hoeveel glazen cola iemand moet binnenkrijgen om te kunnen overlijden.
Slide 13 - Tekstslide
Rekenen met dosis
De dodelijk dosis voor cafeïne is 12 g. In een glas cola zit 24 mg cafeïne. Bereken met de verhoudingstabel hoeveel glazen cola iemand moet binnenkrijgen om te kunnen overlijden.
Slide 14 - Tekstslide
Hoe gaan we van g naar mg?
Slide 15 - Tekstslide
Rekenen met dosis
De dodelijk dosis voor cafeïne is 12 g. In een glas cola zit 24 mg cafeïne. Bereken met de verhoudingstabel hoeveel glazen cola iemand moet binnenkrijgen om te kunnen overlijden.
Slide 16 - Tekstslide
Rekenen met dosis
500 glazen cola voordat je kan overlijden aan een overdosis cafeïne.
Slide 17 - Tekstslide
4. Je leert hoe je afval hergebruikt
Slide 18 - Tekstslide
Afval
Afval = Stoffen die je niet meer nodig hebt.
Welke soorten afval ken je?
Wat gebeurd er met afval?
Slide 19 - Tekstslide
Er zijn veel soorten afval
plastic
glas
papier
oud ijzer
kca (klein chemisch afval)
gft (groenten, fruit en tuin afval)
rest
straks meer over
Slide 20 - Tekstslide
Afval
In sommige soorten afval kunnen schadelijke stoffen zitten
Deze mag je nooit zomaar weggooien
Dan komen ze in het milieu en kunnen ze schade aanrichten
Deze stoffen lever je daarom in bij het klein chemisch afval (KCA)
Slide 21 - Tekstslide
Klein chemisch afval
In het klein chemisch afval zitten giftige stoffen, dit kun je bij sommige winkels in een bak gooien.
Slide 22 - Tekstslide
Klein chemisch afval (KCA)
Voorbeelden:
Nagellak
Medicijnen
Batterijen
Lampen
Elektronica
Verf
Slide 23 - Tekstslide
Recyclen
Niet alle afval is schadelijk
Veel afval kun je recyclen
Recyclen = uit afval nieuwe producten maken
Plastic, papier, glas etc. zijn voorbeelden van afval dat als grondstof voor nieuwe producten kan worden gebruikt
Slide 24 - Tekstslide
Afval scheiden
Om makkelijk te kunnen recyclen is scheiden van afval heel belangrijk
Afval dat niet gescheiden wordt ingezameld noem je restafval
Slide 25 - Tekstslide
Afval scheiden
Slide 26 - Tekstslide
Op school pmd bak
Slide 27 - Tekstslide
Wat moet je nu goed weten?
Welk afval waar hoort
Slide 28 - Tekstslide
Aan de slag
Opdrachten maken gaan we eerst in STILTE doen
GEEN VRAGEN, gebruik je boek of sla anders even over
Na 12 minuten mag je samen overleggen/ vragen stellen
Ik ga aan einde controleren wat je hebt gedaan
Slide 29 - Tekstslide
Aan de slag
Wat: Maken 3.2 BLZ 120 opdracht 18 t/m 33 ( 29 niet en verder wel ook de opdrachten)
Klaar: 1. Nakijken via laptop (Magister, ELO, studiewijzer, M&T)