Oefenopdrachten H7.1 import en export

Oefenopdrachten H7.1 import en export
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Oefenopdrachten H7.1 import en export

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin geeft de kenmerken van een open economie?
(er zijn 2 antwoorden goed)
A
Het land heeft een lage importquote en een lage exportquote.
B
Het land heeft weinig last van economische problemen in andere landen.
C
Het land profiteert van economische groei elders in de wereld.
D
Het land voert veel goederen in en voert veel goederen uit.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Nederland importeert producten uit landen buiten Europa. Hieronder staan drie tussenstappen die laten zien waarom de EU protectiemaatregelen neemt.


1. Banen verdwijnen 

2. Nederlandse bedrijven verkopen minder. 

3. In Nederland worden minder producten gemaakt.


Zet de nummers van de tussenstappen in de goede volgorde.


import
protectie-maatregelen
1
2
3

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe gaan de stromingen bij import en export?
import
export
Goed / dienst
Geldstroom
Goed / dienst
Geldstroom
geld van Nederland naar het buitenland
geld naar Nederland vanuit het buitenland

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is juist?
A
Op de handelsbalans van een land vind je een overzicht van de goederen en diensten, die een land heeft geleverd en ontvangen.
B
Als de totale invoerwaarde van een land groter is dan de uitvoerwaarde, dan is het saldo op de handelsbalans positief.
C
De handelsbalans van een land is een overzicht van de uitvoerwaarde en invoerwaarde van goederen.
D
Een ander woord voor handelsbalans is dienstenbalans.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Als de Engelse pond duurder is dan de euro, dan neemt de export naar het Verenigd Koninkrijk (UK) toe
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het exporteren van producten zorgt voor een hogere verkoop en dit zorgt weer voor meer werkgelegenheid.
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Een land met lage import- en exportquotum heeft een gesloten economie.
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door de vroege Nederlandse aardbeienoogst zal …
A
… de behoefte vanuit Nederland om aardbeien te importeren afnemen.
B
… de wens om aardbeien te importeren toenemen.
C
… de export van aardbeien afnemen.
D
… het Nederlandse handelsoverschot afnemen.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als wij iets verkopen aan het buitenland noem je dat:
A
Importeren
B
Exporteren
C
internationale handel
D
verkopen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als twee of meer landen met elkaar handelen noem je dat:
A
importeren
B
exporteren
C
internationale handel
D
buitenlandse zaken

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het voordeel van import voor de Nederlandse consument is ...
A
meer keuze in goederen en diensten.
B
minder keuze in goederen en diensten.
C
altijd goedkopere artikelen

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel: je woont dichtbij de grens.

Als je in Duitsland naar de kapper gaat is dat:
A
Importeren
B
Exporteren

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de waarde van de geïmporteerde goederen groter is dan de waarde van de geëxporteerde goederen heb je:
A
een overschot op de betalingsbalans
B
een tekort op de betalingsbalans
C
een evenwicht op de betalingsbalans

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de wisselkoers van de euro stijgt, dan ...
(twee antwoorden zijn goed)
A
wordt de euro duurder voor het buitenland.
B
dan wordt de euro goedkoper voor het buitenland.
C
is de euro meer waard in het buitenland.
D
is de euro minder waard in het buitenland.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de waarde van de geïmporteerde goederen groter is dan de waarde van de geëxporteerde goederen heb je:
A
een overschot op de handelsbalans
B
een tekort op de handelsbalans
C
een evenwicht op de handelsbalans

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werderuitvoer is 194,5 miljard
Totaal uitvoer goederen is 431,4 miljard
Bereken de wederuitvoer in procenten van de totale uitvoer?
A
45,1%
B
45,10%
C
45,2%
D
45,20%

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn kenmerken van een land met een open economie?
A
Weinig invoer (import) en uitvoer (export) in verhouding tot de productie.
B
Veel invoer (import) en veel uitvoer (export) in verhouding tot de productie.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Veel handelen met het buitenland heet:
A
open economie
B
gesloten economie
C
internationale economie
D
nationale economie

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland importeert voor meer geld dan dat het exporteert!
A
Onjuist
B
Juist

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een Nederlands bedrijf werkt aan de verbreding van een toegangskanaal in het Engelse Portsmouth. Is hier voor Nederland sprake van import of export?
A
Import
B
Export

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb je het wel goed onthouden?

Exportquote


Importquote




Van vreemd valuta naar € 
.



Van € naar vreemde valuta
.

Open economie


Gesloten economie

Exportwaarde:nationaal inkomenx100%
Importwaarde:nationaal inkomenx100%
:koers
x koers
In verhouding tot het nationaal inkomen is er veel in- en uitvoer
In verhouding tot het nationaal inkomen is er weinig in- en uitvoer

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is wederuitvoer?
A
Goederen die worden verkocht aan NL'se bedrijven
B
Diensten die worden gekocht van buitenlandse bedrijven.
C
Goederen die worden ingevoerd en geëxporteerd aan het buitenland.
D
Goederen die worden uitgevoerd en geëxporteerd aan het buitenland.

Slide 23 - Quizvraag

3. Nagaan of de belangrijkste begrippen of vaardigheden zijn overgekomen/5 min.

- Je richt je op de kern van de informatie
- Je richt je op alle leerlingen
- Je laat zien dat je de begrippen indivuele aanspreekbaarheid, zichtbaarheid denktijd en veiligheid inhoud geeft.

INDIVIDUELE AANSPREEKBAARHEID, ZICHTBAARHEID, VEILIGHEID EN MOTIVATIE STIMULEREN, KENNIS VAN RESULTATEN
Bereken de exportquote:

BBP
650 miljard
Export
180 miljard
Import
79 miljard
A
12,2 %
B
39,8%
C
43,9%
D
27,7%

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een gesloten economie heeft een
A
hoge importquote en lage exportquote
B
een lage importquote en hoge exportquote
C
een hoge exportquote en hoge importquote
D
een lage importquote en lage exportquote

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heeft Nederland een open of gesloten economie
A
Open, maar alleen voor de Europese Unie (EU)
B
Gesloten, maar handelt wel met de (EU)
C
Open, Nederland drijft met bijna de hele wereld handel
D
Gesloten, Nederland maakt alles zelf.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit wat er met de concurrentiepositie van Nederland gebeurt als de wisselkoers van de € stijgt.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bos bloemen kost € 7,50. Wat kost het een Amerikaan om 1.000 bossen in te kopen op 1 juli

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bos bloemen kost € 7,50. Wat kost het een Amerikaan om 1.000 bossen in te kopen op 1 december

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg van elke pijl in de route uit hoe deze bijdraagt aan economische groei in een land.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef een verklaring voor het feit dat van de Nederlandse export het grootste gedeelte naar landen binnen de EU gaat.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken met hoeveel procent het overschot op de betalingsbalans tussen 2004 en 2019 ongeveer is toegenomen.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies