MH1 - 5.5, 5.7 & 5.8

Welkom
herhaling 5.5, 5.7 & 5.8
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
herhaling 5.5, 5.7 & 5.8

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Na deze les heb je geoefend met de stof van de paragraven 5.5, 5.7 en 5.8 en weet je waar je nog mee moet oefenen.

Slide 2 - Tekstslide

Dicteewoorden

Slide 3 - Tekstslide

woord 1

Slide 4 - Open vraag

woord 2

Slide 5 - Open vraag

woord 3

Slide 6 - Open vraag

woord 4

Slide 7 - Open vraag

woord 5

Slide 8 - Open vraag

woord 6

Slide 9 - Open vraag

woordjes 
Welk woord hoort bij de betekenis?

Slide 10 - Tekstslide

zonder lang na te denken, uit zichzelf
A
gunstig
B
zich op weg begeven
C
spontaan
D
het voorteken

Slide 11 - Quizvraag

niet verder gaan dan
A
beperkt blijven tot
B
beperken
C
beklemmen
D
doubleren

Slide 12 - Quizvraag

zittenblijven
A
tot dusver
B
doubleren
C
koers zetten naar
D
beklemmen

Slide 13 - Quizvraag

moeite en tijd aan iets besteden
A
zich op weg begeven
B
verzekeren
C
tot dusver
D
werk maken van iets

Slide 14 - Quizvraag

Welke betekenis hoort bij het woord?

Slide 15 - Tekstslide

geregeld
A
klaar
B
kleiner of minder maken
C
telkens weer, regelmatig
D
op de plaats of plek zelf

Slide 16 - Quizvraag

beklemmen
A
niet plezierig, vervelend
B
1 beangstigen; 2 klem zitten
C
kleiner of minder maken
D
klaar

Slide 17 - Quizvraag

gereed
A
klaar
B
voorkeur
C
niet verder gaan dan
D
ding

Slide 18 - Quizvraag

de voorliefde
A
kleine gebeurtenis die grote gebeurtenis in de toekomst aankondigt
B
nationaal, het hele land
C
voorkeur
D
niet plezierig, vervelend

Slide 19 - Quizvraag

vergrotende trap
overtreffende trap
stellende trap
zaken zijn gelijk of gelijkwaardig.
Zaken zijn niet gelijk of gelijkwaardig.
De ene zaak overtreft de andere.

Slide 20 - Sleepvraag

tegenwoordig deelwoord
Vervoeg het woord tussen de haakjes op de juiste manier.

Slide 21 - Tekstslide

........ gaan zij naar school. (lopen)

Slide 22 - Open vraag

........ kwam mevrouw Jansen binnen. (schreeuwen)

Slide 23 - Open vraag

De leerling maakt ......... de toets, (fluiten)

Slide 24 - Open vraag

......... stopt de moeder de jas in de wasmachine. (mopperen)

Slide 25 - Open vraag

bijvoeglijk naamwoord
Wat hoort er op de stippellijntjes te staan?

Slide 26 - Tekstslide

Een trap van hout.
Een ........ trap.

Slide 27 - Open vraag

Een leuk huis.
Het ....... huis.

Slide 28 - Open vraag

Een vreemd voorbeeld.
Het ............ voorbeeld

Slide 29 - Open vraag

Een bol van glas.
De ....... bol.

Slide 30 - Open vraag

Hij leest veel sneller ....... ik.
A
dan
B
als

Slide 31 - Quizvraag

Hij is net zo groot..... zijn vader
A
dan
B
als

Slide 32 - Quizvraag

Deze film is niet zo leuk.....ik gedacht had
A
dan
B
als

Slide 33 - Quizvraag

Hij weet dat beter.........ik.
A
dan
B
als

Slide 34 - Quizvraag

Ik denk dat jan daar meer van weet .......Harry.
A
dan
B
als

Slide 35 - Quizvraag

woordsoorten
Welk woordsoort is onderstreept in de zin?

Slide 36 - Tekstslide


Haar vader heeft hun fietsen in de schuur gezet.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 37 - Quizvraag


IK was tijdens de quiz als derde geëindigd. 
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 38 - Quizvraag


Die rode fiets met bloemetjes is van mij.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 39 - Quizvraag


Is dat grote witte huis van jou?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 40 - Quizvraag


De computer van mijn zus was kapot gevallen.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 41 - Quizvraag


Enkele leerlingen hadden het werkstuk niet ingeleverd.
A
voorzetsel
B
lidwoord
C
hoofdtelwoord
D
rangtelwoord

Slide 42 - Quizvraag