Economie les 1 HSX

ECONOMIE 
Les 1, paragraaf 1
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

ECONOMIE 
Les 1, paragraaf 1

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kent het verschil tussen primaire secundaire en luxe behoeften.
  • Je wat wat schaarse, zeldzame en vrije goederen zijn.
  • Je weet wat consumeren is.
  • Je kent het verschil tussen goederen en diensten.
  • Je weet wat welvaart is.
  • Je weet wat alternatief aanwendbaar betekent.
  • hoe je met een percentage een getal kunt berekenen.

Slide 3 - Tekstslide

Goederen en diensten
Goederen zijn spullen.
Diensten zijn activiteiten.

Slide 4 - Tekstslide

goederen
Goederen zijn op te delen in 2 groepen.

Gebruiksgoederen 
Verbruiksgoederen

Slide 5 - Tekstslide

Consumeren
Wanneer je een product koopt om in je behoefte te voorzien,dan noem je dit consumeren.
Een dienst kopen is ook consumeren.

Slide 6 - Tekstslide

Behoeften
Primaire behoeften
Heb je echt nodig om te leven. Denk aan eten, kleding en woonruimte

Secundaire behoeften
Overige behoeften, verschillen per persoon. Verschil komt door: Budget, leeftijd, geslacht, reclame en mensen in de omgeving. 

Luxe behoeften
Iets dat je echt niet nodig hebt.

Slide 7 - Tekstslide

Vrije goederen
Goederen waar je zomaar over kan beschikken, je hoeft hier niet voor te betalen en het is voor iedereen. 

Voorbeelden:
regen, frisse lucht en zonlicht

Slide 8 - Tekstslide

Schaarste
Er zijn middelen nodig om deze goederen te maken, je moet er iets voor opofferen. 

Schaars is niet hetzelfde als zeldzaam.

Schaarse goederen hebben een prijs: je moet ervoor betalen.



Slide 9 - Tekstslide

Zelfvoorziening
Je voorziet in je behoeften zonder iets te kopen, je doet het zelf. 

Bijvoorbeeld: Je eigen fiets repareren of je eigen groente kweken


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Welvaart
De mate waarin je in je behoeften kan voorzien. 

Je welvaart kan groter worden door:
  • meer inkomen
  • prioriteiten stellen: voorrang voor de behoeften die voor jou het belangrijkst zijn
  • zelfvoorziening: voorzien in je behoeften door iets voor eigen gebruik zelf te maken.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Schaarse goederen
 
Goederen zijn schaars wanneer er tijd of geld aan besteed is om het te maken. Soms zijn schaarse goederen zeldzaam, vaak ook niet.

Voorbeelden: schoon drinkwater,

Slide 15 - Tekstslide

Vrije goederen
Vrije goederen zijn tegenovergesteld aan schaarse goederen. Iedereen mag er gebruik van maken, zonder er voor te hoeven betalen.


Slide 16 - Tekstslide

Alternatief aanwendbaar 1/2
Dat betekent dat je keuzes kunt maken in hoe je iets gebruikt/ inzet.

Een voorbeeld is dat je keuzes maakt in waar je je geld aan uitgeeft. Je kunt het immers maar 1x uitgeven en het is beperkt beschikbaar.

Slide 17 - Tekstslide

Alternatief aanwendbaar 2/2
Een tweede voorbeeld van alternatief inzetbaar is tijd. Tijd kun je ook maar 1x besteden. Ga je werken of ga je niet werken? 
Tijd is beperkt beschikbaar en jij bepaalt  waar je die tijd aan besteedt. 

Een derde voorbeeld zou zijn dat je een stuk grond bezit. Je kunt dan bijvoorbeeld kiezen tussen er huizen op bouwen of gewassen op te kweken.

Telkens bepaal jij waar je de prioriteit legt.

Slide 18 - Tekstslide

Resumerend
De lesdoelen waren:
  • Je kent het verschil tussen primaire secundaire en luxe behoeften.
  • Je wat wat schaarse, zeldzame en vrije goederen zijn.
  • Je weet wat consumeren is.
  • Je kent het verschil tussen goederen en diensten.
  • Je weet wat welvaart is.
  • Je weet wat 'alternatief aanwendbaar' betekent.
  • hoe je met een percentage een getal kunt berekenen.
  • Doelen bereikt?

Slide 19 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van vrije goederen.

Slide 20 - Woordweb

Je gaat naar de schoonheidsspecialist is hier sprake van een goed of dienst?
A
Goed
B
Dienst

Slide 21 - Quizvraag