2. Noteer alleen de achtervoegsels van bovenstaande woorden a. t/m g.
3. Kijk in bovenstaande theorie en bekijk welke regel je hebt gebruikt bij het verkleinen van de
woorden in opdracht 1. (De regels zijn genummerd in het blauw 0,1, 2, 3 en 4).
4. Kun je uitleggen waarom het verkleinwoord van bom - bommetje is en het verkleinwoord
van boom – boompje. Let op klank van de woorden bom en boom.