AFP 1.3.3. Nieren en Urinewegen Hormonen en Pathologie 1

AFP 1.3.3. Nieren en urinewegen

Hormonen en Pathologie 1
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
Anatomie Fysiologie PathologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

AFP 1.3.3. Nieren en urinewegen

Hormonen en Pathologie 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen aan het eind van deze lessencyclus:
  • De student heeft kennis van de anatomie, fysiologie en pathologie van nieren en urinewegen.
  • De student weet uit welke onderdelen een nefron is opgebouwd en hoe de vorming van urine plaatsvindt.
  •  De student heeft kennis van de onderdelen van de urinewegen, te weten de urineleiders, urineblaas en de urinebuis.
  • De student kent de samenstelling van urine.
  • De student kan benoemen waarop gelet moet worden bij de beoordeling van urine. (verdieping vindt plaatst bij MTH)
  • De student weet de verschijnselen van de meeste voorkomende urinewegaandoeningen te herkennen en weet hoe de behandeling eruit ziet.  (Vandaag Cystitis/Pyelonefritis/Pyelitis en nierstenen) 
  • De student kan uitleggen waarvoor patiënten bij een uroloog onder behandeling kunnen zijn.
  • De student kan veel voorkomende onderzoeken op het gebied van urologie toelichten.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen 1.3.3.
Aan het eind van deze les kan je:
  • De hormonen benoemen die van invloed zijn op de urinevorming. 
  • De student kan benoemen waarop gelet moet worden bij de beoordeling van urine. (verdieping vindt plaatst bij MTH)
  • De student kan uitleggen waarvoor patiënten bij een uroloog onder behandeling kunnen zijn.
  • De verschijnselen van cystitis, pyelitis/pyelonefritis en urolithiasis/nefrolithiasis herkennen en weet je hoe de behandeling eruit ziet .
  • De student kan veel voorkomende onderzoeken op het gebied van urologie toelichten.


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesopzet
1. Terugblik vorige les
2. Theorie hormonen
3. Opdracht
4. Theorie pathologie deel 1
5. Afsluiting en huiswerk

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalingsvragen vorige les
1. Wat betekenen de begrippen filtratie, terugresorptie en excretie?
2.  Waar wordt voorurine gemaakt?
3. Wat is de tubulus contortus?
4. Wat gebeurt er in het cappilairnet dat om de tubulus contortus ligt?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hormonen nieren
  • Lage RR- Renine
    Verhoogt RR en zorgt voor terugresorptie natrium.
  • Erythropoëtine  
    Zorgt voor aanmaak erytrocyten door het rode beenmerg

Slide 6 - Tekstslide

Patiënten met nierziekten krijgen EPO ingespoten om bloedarmoede te bestrijden
Op welke wijze wordt uitscheiding van urine beïnvloedt? (1)
Door de bloeddruk, de colloïd-osmotische druk maar ook door 3 hormonen:
Antidiuretisch hormoon (ADH), dat wordt gevormd in de hypofyse en regelt hoeveel vocht wordt uitgescheiden.  (zie volgende dia) 

Slide 7 - Tekstslide

is het drukverschil dat tussen twee eiwitoplossingen (binnen- en buiten het bloedvat) van verschillende concentraties ontstaat ten gevolge van osmose. De vaatwand is wel doorlaatbaar voor water maar niet voor grote moleculen zoals eiwitten.

Wat heeft Colloïd-osmotische druk met je bloeddruk te maken?

In de haarvaten vindt uitwisseling van opgeloste stoffen plaats. Aan het begin van het haarvat is de bloeddruk hoger dan de colloïd-osmotische waarde . Hierdoor wordt het bloed uit het haarvat geperst, dit heet filtratie. Op gegeven moment wordt de bloeddruk lager dan de colloïd-osmotische waarde.
hoe werkt ADH?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je drinkt erg weinig. Wat gebeurt de ADH concentratie? En de terugresorptie van water?
A
ADH neemt toe, terugresorptie toe
B
ADH neemt af, terugresorptie toe
C
ADH neemt toe, terugresorptie af
D
ADH neemt af, terugresorptie af

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke wijze wordt uitscheiding van urine beïnvloedt? (2)
2.  Aldosteron: een hormoon van de bijnierschors. Het zorgt tijdens de vorming van urine voor de uitwisseling van natrium (Na+) en kalium (K+) en dat helpt de bloeddruk te regelen. 
3. Renine; een hormoon van de nier dat de bloeddruk beïnvloedt en daarmee de filtratiedruk. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Link

Animatie RAAS in Nederlands. Omdat ik niet weet of deze te openen is voor jou Sanne, in de volgende dia de Engelse versie. 

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Ga naar Cumlaude en maak opdracht 1 en 2 Nieren en Urinewegen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pathologie

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Observatiepunten bij urine
  • Frequentie (hoe vaak)
  • Hoeveelheid
  • Kleur
  • Helderheid
  • Geur
  • De manier waarop de patiënt urineert

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mag ik mijn potje terug?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kleur

  • Licht geel: veel water in de urine.
  • Donker geel: weinig water in de urine.
  • Donkergeel tot donkerbruin: kan duiden op leveraandoening.
  • Roze, roodbruin of vleeskleurig: bloed bij de urine. Dit noem je?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Helderheid
Urine is normaalgesproken helder, zoals appelsap.

Bij een infectie is de urine troebel en zitten er kleine stukjes of vlokjes in de urine.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geur

  • Normaal ruikt de urine naar ammoniak.
  • Diabetes: zoete geur of naar aceton.
  • Bij een infectie kan de urine scherp en onaangenaam ruiken.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Uroloog
Specialist die zich bezig houdt met de urinewegen van mannen EN vrouwen plus de mannelijke voortplantingsorganen



(dus niet de vrouwelijke
voortplantingsorganen, dat doet de gynaecoloog)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandoeningen/ afwijkingen die een uroloog  o.a. behandelt:
-  Afwijkingen, problemen en infecties aan blaas, nieren en urinewegen (al dan niet aangeboren)
- Erectieproblemen en impotentie
- Prostaatproblemen (kanker, hypertrofie ect)
- Problemen aan voortplantingsorganen ( Spaanse kraag, vernauwde voorhuid, infectie of gedraaide teel- of bijbal)
- Nierstenen en niersteenkolieken
- Sterilisatiewens bij man (vasectomie)        etc

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blaasontsteking (cystitis)
Binnenkant van de blaas is ontstoken, soms ook de urinebuis: urineweginfectie

Komt vaker voor bij vrouwen: urinebuis is korter, ligt dichter bij anus (bacteriën)
Risicogroepen: zwangeren, vrouwen met verzakking, verblijfskatheter, mannen met prostaatproblemen (urine blijft achter in blaas)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blaasontsteking (cystitis)
Oorzaken:
  • binnendringen van bacterie (vaak e-coli uit darmen)
  • seksueel contact
  • blaaskatheter inbrengen en verzorgen (niet schoon werken)
  • achterblijven van urine (urineretentie)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blaasontsteking (cystitis)
Symptomen:
  • pijn / brandend gevoel bij het plassen
  • vaak en kleine beetjes, loze aandrang
  • drukkend, pijn gevoel buik of onderrug
  • troebele, stinkende urine
  • (soms) bloed in de urine- gecompliceerd
  • (soms) koorts- gecompliceerd

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blaasontsteking (cystitis)
Diagnose:
  • Urine testen op nitriet. Waarom op nitriet?
  • Dipslide 
  • Sediment

Slide 28 - Tekstslide

De bacteriën die tot blaasontsteking leiden, produceren nogal eens nitriet.
Blaasontsteking (cystitis)
Behandeling:
  • Preventie: voldoende drinken, regelmatig plassen (niet uitstellen), uitplassen na seks, drinken van cranberry sap
  • Antibiotica alleen bij gecompliceerd of als een ongecompliceerde UWI na 7d niet over is.


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicatie blaasontsteking (cystitis)
Voor de juiste behandeling worden 4 groepen onderscheiden: 
1. Gezonde, niet-zwangere vrouwen > 12 jaar; 
2. Patiënten behorend tot een risicogroep. Welke?
3. Mannen of vrouwen die naast algemene klachten ook koorts, rillingen, algemeen ziekzijn en/of flank- of perineumpijn; 
4.Jonger dan 12 jaar al dan niet met algemene klachten; 

Slide 30 - Tekstslide

2. Mannen, zwangeren, patiënten met dm, afwijkingen aan nieren of urinewegen, een verblijfskatheter of een verminderde weerstand).

Perineum: is gebied dat geslachtsdeel van de anus scheidt. 
Opdracht medicatie blaasontsteking (cystitis)
Ga naar Cumlaude en maak de opdracht: medicatie blaasontsteking

Slide 31 - Tekstslide

2. Mannen, zwangeren, patiënten met dm, afwijkingen aan nieren of urinewegen, een verblijfskatheter of een verminderde weerstand).

Perineum: is gebied dat geslachtsdeel van de anus scheidt. 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vaak Amoxicilline. Innemen met water

Slide 33 - Tekstslide

Als de oorzaak nierstenen is ook koliekpijn

Slide 34 - Tekstslide

Als de oorzaak nierstenen is ook koliekpijn
Oorzaken Pyelitis/Pyelonefritis
1. Reflux 
2.  Nierstenen

Slide 35 - Tekstslide

De uitmonding van de ureter in de blaas is zo gemaakt dat urine 1 kant op stroomt. Bij sommige mensen functioneert dit niet goed. In dat geval stroomt urine tijdens het plassen niet alleen naar buiten maar ook naar boven, in de richting van de nierbekkens. (Reflux)
Dit is niet te voelen maar een evt. blaasontsteking kan dan opstijgen naar de nieren. 
Sepsis
Sepsis is altijd het gevolg van een infectie (heftige ontstekingsreactie). Een infectie kan veroorzaakt worden door verschillende ziekteverwekkers:
  - Bacteriën
- Virussen
    - Schimmels
   - Parasieten

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer spreken we van een sepsis?
We spreken pas over sepsis als een patiënt zo ernstig ziek wordt dat het afweersysteem van het lichaam schade toebrengt aan de eigen weefsels en organen.

cytokines activeren immuunsysteem. Hierbij is meestal sprake van een bacterie in de bloedbaan = bloedvergiftiging.
Sepsis kan levensgevaarlijk zijn. Septische shock of multi-orgaanfalen. 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen sepsis
Koorts en koude rillingen 
Snelle hartslag
Snelle, moeizame ademhaling
Grieperig gevoel
Sufheid, slaperigheid en verwardheid (delier)
Klachten van de infectie zelf, bijvoorbeeld pijn bij het plassen bij een blaasontsteking, benauwdheid bij een longontsteking of hoofdpijn bij een hersenvliesontsteking.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nierstenen/Urolithiasis/Nefrolithiasis
Oorzaken:
  • onvoldoende vochtopname
  • overmatig zweten
  • bepaalde medicijnen
  • urineweginfectie
  • bepaalde zouten in het lichaam
  • te veel eiwitten eten (vlees)



Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nierstenen, symptomen
  • vage, weinig opvallende pijn in de onderrug, flanken
  • daarna felle, heftige pijn, zijkant van de buik, naar lies en bovenbeen en geslachtsorganen
  • bewegingsdrang
  • verder: misselijk, braken, zweten, bloed in de urine, vaker plassen
  • soms geen last




Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nierstenen, behandeling
  • pijnstillers (NSAID's)
  • spierverslappende medicijnen
  • verwijderen: niersteenvergruizer
  • verwijderen: ureteroscopie
  • verwijderen: operatie
  • medicijnen om calciumuitscheiding tegen te aan




Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 48 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontstaan de kristallen die nierstenen kunnen veroorzaken?
A
Indikken van het vocht
B
Afvalstoffen in de urine
C
Heel hoog natrium
D
Bloed in de urine

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nierstenen kleiner dan ... mm worden in 85 tot 95% binnen twee maanden vanzelf uitgeplast
A
0,5mm
B
1mm
C
5mm
D
10mm

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

als grotere nierstenen de urineleider blokkeren, ontstaat er.....
A
drang om te urineren
B
koliekpijn
C
hematurie

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
-Leren Lessonup 1.3.1 tot en met 1.3.3
-Zorg dat je 2 modules van Expert College af hebt.
-Opdracht 1 en 2 nieren en urinewegen af en mee naar de les.
-Geneesmiddelenkennis voor doktersassistenten mee

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies