2.2 Mengsels - les 2

2.2 Mengsels - les 2
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.2 Mengsels - les 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze les 
Terugblik op 2.2 - les 1
Leerdoelen
Uitleg 2.2 - les 2
Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Wat weet je nog van het eerste deel van paragraaf 2.2?


Slide 3 - Tekstslide

Wat is een emulgator?
A
Hierin kan je stoffen scheiden
B
Het zorgt dat vet met water kan mengen
C
Verhouding praktische opbrengst en theoretische opbrengst
D
Een ander woord voor dichtheid

Slide 4 - Quizvraag

Een oplossing is altijd
A
Wit
B
Troebel
C
Helder
D
Kleurloos

Slide 5 - Quizvraag

Wat is geen oplossing?
A
Zout in water
B
Suiker in water
C
Boter
D
Kraanwater

Slide 6 - Quizvraag

Een emulsie is een bepaald soort mengsel. Een emulsie is ...
A
Helder en altijd gekleurd
B
Helder en soms gekleurd
C
Troebel en altijd gekleurd
D
Troebel en soms gekleurd

Slide 7 - Quizvraag

Hiernaast zie je een mengsel.
Wat is dit voor een
soort mengsel?
A
Zuivere stof
B
Oplossing
C
Mengsel
D
Suspensie

Slide 8 - Quizvraag

Hiernaast zie je een mengsel.
Wat is dit voor een
soort mengsel?
A
Zuivere stof
B
Oplossing
C
Mengsel
D
Emulsie

Slide 9 - Quizvraag

Leerdoelen
Je leert aangeven wanneer een oplossing zuur, basisch of neutraal is.
Je leert de pH van een oplossing meten.

Slide 10 - Tekstslide

Zuurtegraad

Slide 11 - Tekstslide

Neutraal
Vloeistoffen kunnen zuur, neutraal of basisch zijn.
Je geeft dit aan met de zuurgraad van de vloeistof: 
de pH-waarde.

Water noemen we neutraal en heeft een pH-waarde van 7

Slide 12 - Tekstslide

Zuur
Een zuur heeft een pH-waarde kleiner dan 7

Zure stoffen zijn vaak bijtende stoffen. Dat wil zeggen dat ze stoffen waarmee ze in aanraking komen, aantasten.

Voorbeelden van zure stoffen: azijnzuur, zwavelzuur, citroenzuur, antikal, frisdranken

Slide 13 - Tekstslide

Base
Een base heeft een pH-waarde groter dan 7

Zure stoffen zijn vaak ontvettende stoffen. Dat wil zeggen dat ze stoffen waarmee ze in aanraking komen, vetvrij kunnen maken
Voorbeelden van basische stoffen: ammonia, soda-oplossing, zeep maar ook fruit en groente!

Slide 14 - Tekstslide

Zuur, neutraal of basisch 
Hieronder zie je een overzicht van stoffen en hun pH-waarde.



Slide 15 - Tekstslide

Indicator
Of een stof zuur, neutraal of basisch is, kun je onderzoeken met een indicator. Een indicator is een stof die verkleurt als je er een zuur of base aan toevoegt.

Een natuurlijke indicator is rodekool sap. Dit verkleurt als je er een zuur of base aan toevoegd.



Slide 16 - Tekstslide

Indicator
Een natuurlijke indicator is rodekool sap. Dit verkleurt als je er een zuur of base aan toevoegt.




zuur                neutraal                                    base



Slide 17 - Tekstslide

Een neutrale vloeistof als water heeft een pH-waarde van
A
Kleiner dan 7
B
7
C
groter dan 7

Slide 18 - Quizvraag

Een zure stof heeft een pH-waarde van:
A
kleiner dan 7
B
7
C
groter dan 7

Slide 19 - Quizvraag

Een basische stof heeft een pH-waarde van:
A
kleiner dan 7
B
7
C
groter dan 7

Slide 20 - Quizvraag

Eén van de eigenschappen van zure stoffen is:
A
dat het een bijtende stof is
B
dat het een ontvettende stof is

Slide 21 - Quizvraag

Eén van de eigenschappen van basische stoffen is:
A
dat het een bijtende stof is
B
dat het een ontvettende stof is

Slide 22 - Quizvraag

Voorbeelden van zure stoffen zijn:
A
Antikal
B
Zeep
C
Ammonia
D
Citroenzuur

Slide 23 - Quizvraag

Voorbeelden van basische stoffen zijn:
A
Antikal
B
Zeep
C
Rennie
D
Cola

Slide 24 - Quizvraag

Hoe noem je een stof die verkleurt als je er een zuur of base bij doet?

Slide 25 - Open vraag

Als je een sterk zuur toevoegt aan rodekool sap, verkleurt de rodekool sap
A
naar rood
B
niet
C
naar geel

Slide 26 - Quizvraag

Als je water toevoegt aan rodekool sap, verkleurt de rodekool sap
A
naar rood
B
niet
C
naar geel

Slide 27 - Quizvraag

Als je een sterke base toevoegt aan rodekool sap, verkleurt de rodekool sap
A
naar rood
B
niet
C
naar geel

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Video

Aan de slag
Maak paragraaf 2.2 helemaal af

timer
5:00

Slide 30 - Tekstslide