les 7 het etiket

Voeding hoe maak je het!
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Voeding hoe maak je het!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Theorie - wat staat er op een etiket
Praktijk - conserveren en informatie verzamelen voor een etiket
Etiket  maken en inleveren
Opdrachten bespreken

Slide 2 - Tekstslide

les 7 conserveren en het etiket

Slide 3 - Tekstslide

Richtlijnen etiket
  • op een etiket vind je informatie over                                                                               het product.  
  • Wat precies op een etiket moet staan is                                                                     vastgelegd in de Warenwet Informatie                                                         Levensmiddelen (WIL) en in de Europese wet                                     Voedselinformatie. De Nederlandse Voedsel-                                                             en Warenautoriteit houdt hier toezicht op.

Slide 4 - Tekstslide

wat is het voordeel van een etiket?

Slide 5 - Open vraag



Welke informatie 
moet er op het etiket 
staan?

Slide 6 - Tekstslide

1. de naam van het product
iedereen moet weten wat hij/zij eet

Slide 7 - Tekstslide

2. de lijst met ingrediënten
  • in de volgorde van hoeveelheid, het meest gebruikte ingrediënt staat als eerste
  • Additieven staan meestal vermeld met een E-nummer

Slide 8 - Tekstslide

3. allergenen
  • zijn stoffen die voor een allergische reactie kunnen zorgen
  • staan vaak dikgedrukt of met een symbool aangegeven

Slide 9 - Tekstslide

4. de voedingswaarde
  • geeft aan welke voedingsstoffen in het product zitten per 100 gram
  • vaak staat het ook aangegeven per portie

Slide 10 - Tekstslide

5. Nettohoeveelheid
  • Wordt vaak aangeven in   grammen 
  • de letter           staat voor gemiddelde hoeveelheid (binnen een limiet, bv. 1 gram)
  • uitlekgewicht is het nettogewicht, bijvoorbeeld perziken op sap

Slide 11 - Tekstslide

6. Houdbaarheid
  • T.G.T. = te gebruiken tot
  • T.H.T. = tenminste houdbaar tot

Wat is het verschil?

Slide 12 - Tekstslide

7. Bewaarvoorschrift
  • geeft aan hoe je dit product het beste kan bewaren 

Slide 13 - Tekstslide

8. Naam en adres fabrikant/producent
  • mocht je een klacht hebben over je product of meer informatie willen dan kan je contact opnemen met de producent. 

Slide 14 - Tekstslide

9. Productcode
  • een code om het product te kunnen traceren. bijvoorbeeld 'land van herkomst' of productnummer.

Slide 15 - Tekstslide

10. Keurmerken
Keurmerken geven informatie over een product.
keurmerken vertellen iets over bijvoorbeeld ; duurzaamheid, glutenvrij, vegetarisch, halal of dierenwelzijn

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video