Herhaling Stevigheid & Beweging
1 / 23
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het bewegingsapparaat?
A
Het geheel van bloedvaten en organen.
B
Het geheel van botten, spieren en gewrichten.
C
Een apparaat dat je helpt bij het bewegen.
D
Een machine die je spieren traint.
Slide 2 - Quizvraag
Waarom zijn gewrichten belangrijk voor het bewegingsapparaat?
A
Gewrichten zorgen voor de productie van bloedcellen
B
Gewrichten zorgen voor de bewegelijkheid van het lichaam
C
Gewrichten zorgen voor de afbraak van afvalstoffen
D
Gewrichten zorgen voor het transport van voedingsstoffen
Slide 3 - Quizvraag
Welk onderdeel van het bewegingsapparaat zorgt voor het bewegen van het lichaam?
A
Spieren
B
Gewrichten
C
Pezen
D
Botten
Slide 4 - Quizvraag
Wat zijn de belangrijkste componenten van het bewegingsapparaat?
A
Botten, spieren, gewrichten en pezen
B
Ogen, oren, neus en mond
C
Lever, alvleesklier, milt en galblaas
D
Hart, longen, nieren en darmen
Slide 5 - Quizvraag
Hoe kun je zorgen voor een gezond bewegingsapparaat?
A
Niet te veel bewegen, stretchen en massage.
B
Regelmatig bewegen, goede houding en gezonde voeding.
C
Veel sporten, veel water drinken en weinig vet eten.
D
Veel rusten, medicijnen nemen en alcohol vermijden.
Slide 6 - Quizvraag
Wat zijn de voordelen van een gezond bewegingsapparaat?
A
Meer energie, betere concentratie en betere stemming.
B
Meer spiermassa, betere weerstand en sneller herstel.
C
Betere mobiliteit, minder pijn en minder risico op blessures.
D
Minder slapeloosheid, minder stress en betere spijsvertering.
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Je skelet bestaat uit beenderen. Welke beenderen bevatten rood en geel beenmerg?
A
Platte beenderen
B
Pijpbeenderen
C
Holle beenderen
D
Schedelbeenderen
Slide 9 - Quizvraag
In welk beenmerg vormt rode bloedcellen?
A
Rood beenmerg
B
Geel beenmerg
C
Grijs beenmerg
D
Blauw beenmerg
Slide 10 - Quizvraag
Organismen die op een hoef lopen zijn...
A
Zoolganger
B
Teenganger
C
Topganger
Slide 11 - Quizvraag
Waaruit bestaan je oren en neus?
A
Tussencelstof
B
Kraakbeenweefsel
C
Botweefsel
D
Lijmstof
Slide 12 - Quizvraag
Geeft buigzaamheid aan kraakbeenweefsel en beenweefsel
A
Lijmstof
B
Kalkstof
C
Tussencelstof
D
zoutzuur
Slide 13 - Quizvraag
beenverbinding waarbij alleen een beweging heen en terug mogelijk is
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht
D
Gewrichtskom
Slide 14 - Quizvraag
Er is geen beweging mogelijk bij de volgende beenverbinding
A
Naden
B
Gewricht
C
Kraakbeen
D
Vergroeid
Slide 15 - Quizvraag
De aanhechtingsplaats is ..
A
Waar de spier vast zit aan het bot
B
Waar de pees vast zit aan het bot
Slide 16 - Quizvraag
Antagonisten zijn spieren waarvan het samentrekken een tegengesteld effect heeft
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Delen die zich samentrekken onder invloed van impulsen uit bewegingszenuwcellen
A
Spierbundel
B
Spiervezel
Slide 18 - Quizvraag
Een warming-up en cooling down verkleint de kans op blessures
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Een beschadiging van weefsel zonder dat er iets is gescheurd of gebroken
A
Ontwrichting
B
Kneuzing
C
Breuk
D
Spierkramp
Slide 20 - Quizvraag
Stevigheid & Beweging
