Par. 2.5 en 2.6 verweringsmateriaal in beweging en opbouw laagland
WELKOM!
Nodig:
Chromebook
Boek
Schrift + pen voor aantekeningen.
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5
In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
WELKOM!
Nodig:
Chromebook
Boek
Schrift + pen voor aantekeningen.
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Kort herhalen 2.4
Nakijken examentrainer (na 2.3) en opgaven 2.4
Start par. 2.5
Slide 2 - Tekstslide
Herhaling
De volgende 5 slides bevatten herhalingsvragen over 2.4
Beantwoord de vragen zonder hulp van aantekenschrift/boek.
Slide 3 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen mechanische en chemische verwering?
Slide 4 - Open vraag
Wat hoort waar?
Sterke chemische verwering
Sterke Mechanische verwering
Weinig verwering
Slide 5 - Sleepvraag
In de woestijnen zoals op het Arabisch Schiereiland en de Sahara worden gesteenten vooral afgebroken door fysische verwering. Beschrijf in twee stappen deze vorm van fysische verwering.
Slide 6 - Open vraag
Geef aan op welke wijze: 1. mechanische verwering bijdraagt aan de afbraak van het gesteente; 2. chemische verwering bijdraagt aan de afbraak van het gesteente.
Slide 7 - Open vraag
Dikste verweringslaag
Sterke fysische verwering (2x)
De sterkste chemische verwering
Zowel chemische als fysische verwering
Sterke fysische verwering (2x)
Slide 8 - Sleepvraag
Nakijken Huiswerk
Nakijkboekje.
zelfstandig (opdracht 5 samen).
2.4 nakijken
timer
9:00
Klaar? Lees 2.5 en 2.6 in stilte.
Slide 9 - Tekstslide
Leerdoelen 2.5
Je kent de verschillende manieren waarop verweringsmateriaal in beweging komt.
Je begrijpt hoe exogene processen bijdragen aan het ontstaan van aardverschuivingen, puinhellingen en puinwaaiers.
Je kunt uitleggen waarom in de bovenloop vooral transport van (zware) sedimenten plaats kan vinden.
Je kunt uitleggen hoe V en U-dalen kunnen ontstaan in de bovenloop.
Slide 10 - Tekstslide
Wat gebeurt er met het verweringsmateriaal?
Wanneer verwering in bergen plaatsvindt, kan het verweringsmateriaal naar beneden vallen (zwaartekracht, massabeweging)
Wanneer het verweringsmateriaal naar beneden valt, en er een opstapeling van materiaal tegen de helling is, noemen we dat een puinhelling. Kenmerkend: steile helling.
Slide 11 - Tekstslide
Puinlawine/bergstorting
Verweringsmateriaal valt letterlijk van de berg/rots
Slide 12 - Tekstslide
Modderstromen
Modderstroom
Modderstromen ontstaan door het oververzadigd raken van de (kleihoudende) bodem door regen of smeltwater. Onder bepaalde omstandigheden gaan deze vloeien. Lang niet alle modderstromen worden veroorzaakt door zware regen. Zie het als een modderrivier: vloeibaar, hoge snelheid, stroomt over de bodem.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
--> Modderstromen
Aardverschuiving
Een aardverschuiving ontstaat door het onder invloed van de zwaartekracht afglijden van de verweringslaag. Regen is dé trigger van veel aardverschuivingen: de verweringslaag raakt verzadigd met water en glijdt letterlijk naar beneden. De snelheid is niet hoog, de massa heeft een grote dichtheid.
Slide 15 - Tekstslide
Hieronder worden vier uitspraken gedaan over de foto hiernaast:
1. Hier vindt vooral erosie plaats. 2. Deze foto is gemaakt in de middenloop van de rivier. 3. Op de foto zie je een puinhelling. 4. Hier vindt vooral verwering plaats.
A
1. onjuist, 2. onjuist, 3. juist, 4. juist
B
1. juist, 2. onjuist, 3. juist, 4. juist
C
1. onjuist, 2. juist, 3. juist, 4. juist
D
1. juist, 2. onjuist, 3. onjuist, 4. onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen een modderstroom en een aardverschuiving?
Slide 17 - Open vraag
In welk seizoen is de kans op modderstromen/ aardverschuivingen in Lhasa (China) het grootst?
A
Winter
B
Zomer
C
Herfst
D
Lente
Slide 18 - Quizvraag
Invloed mens
Waardoor neemt hierdoor de kans op aardverschuivingen toe?
Slide 19 - Tekstslide
Puinwaaier
Een rivier vol met verweringsmateriaal stroomt vanuit de bergen een vlakte in.
De stroomsnelheid neemt af waardoor de rivier zich splitst.
Er treedt sedimentatie op en er vormt zich een puinwaaier.
Slide 20 - Tekstslide
Vier soorten van erosie
Schurende werking van met puin (verweringsmateriaal) beladen wind, water en ijs:
1) Zee: Mariene erosie
2) Rivierwater: Fluviale erosie
3) Wind: Eolische erosie
4) IJs: Glaciale erosie
Erosie/verwering
Verwering gebeurt op de plek zelf, erosie is een beweging!
Slide 21 - Tekstslide
Dal uitgesleten (erosie door gletsjer (U-dal))
Dal uitgesleten (erosie door rivier (V-dal))
In bergen is de stroomsnelheid van een rivier groot (door groot verhang). Hoge stroomsnelheid zorgt voor het transport van zware sedimenten (stenen, keien). Rivier beladen met puin heeft een schurende werking langs de oevers en de bodem
Slide 22 - Tekstslide
Morene
Verweringsmateriaal kan op een gletsjer vallen een meegevoerd worden.
Een gletsjer schuurt langs de dalwanden en bodem en neemt zo gesteente mee.
Als gevolg van verwering, erosie en sedimentatie ontstaan morenen (gletsjerpuin).
Slide 23 - Tekstslide
CVB-vragen
Op welke manieren zorgt de mens voor een vergrote kans op modderstromen?
Wat is een puinwaaier?
Wat is het verschil tussen een puinwaaier en een puinhelling?
Hoe ontstaat een U-dal?
Hoe ontstaat een V-dal?
Wat zijn morenen?
Slide 24 - Tekstslide
Nu maken
Opdrachten 2.5 1 tot en met 6
Klaar?
Ga naar de gedeelde lessen in lessonup en maak de les van 2.6.
Maak daarna de opdrachten van 2.6
Slide 25 - Tekstslide
Leerdoelen 2.6
Je kunt uitleggen op welke manier de stroomsnelheid invloed heeft op de sedimentatie van materiaal met verschillende korrelgrootte.
Je kunt uitleggen hoe exogene processen bijdragen aan het ontstaan van delta’s.
Je kunt uitleggen welke exogene processen in welke deel van het breedteprofiel van een rivier plaatsvinden (en waarom).
Je kunt uitleggen hoe duinen kunnen ontstaan.
Slide 26 - Tekstslide
Bovenloop
Bovenloop: hoge stroomsnelheid, groot verschil in reliëf (groot verhang), veel erosie (door hoge stroomsnelheid), vervoer van grove sedimenten zoals stenen en keien. Voorkomen van V-dalen (verticale erosie).
Middenloop
Middenloop: minder reliëf, afnemende stroomsnelheid, evenwicht tussen erosie en sedimentatie, grove sedimenten sedimenteren eerst. Nog wel vervoer grof zand, zand en klei. Steeds meer erosie in breedte ipv diepte - ontstaan meanders
Benedenloop
Benedenloop: weinig reliëf, vooral sedimentatie (van fijn materiaal), erosie in de breedte (oevers van de rivier), fijn zand en klei, lage stroomsnelheid. Voorkomen van verlaten meanders (hoefijzermeer). Grootste debiet.
Delta
Doordat rivierwater 'botst' met zeewater daalt de stroomheid tot zo goed als 0. Hierdoor sedimenteert al het materiaal. Wanneer het sediment boven water komt, noemen we dat een delta.
Slide 27 - Tekstslide
1.Reliëf
2. Stroomsnelheid
3. Processen
4. Sediment
Bovenloop
Middenloop
Benedenloop
Veel
Weinig
Overgang hoog naar laag
Laag
Sedimentatie
Fijn zand, klei
Hoog
verticale
erosie
stenen
hoog/laag
Erosie/sedimentatie in evenwicht
Grof zand, grind
Slide 28 - Sleepvraag
In welk deel van een rivier kan een delta ontstaan?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
D
Niet
Slide 29 - Quizvraag
Wat is het verband tussen de stroomsnelheid en de korrelgrootte van het sediment?
Slide 30 - Open vraag
De rivier gaat meanderen in de
A
bovenloop
B
benedenloop
C
middenloop
D
monding
Slide 31 - Quizvraag
Hoe ontstaan deze meanders?
Slide 32 - Tekstslide
Hoefijzermeer
Sedimentatie
Lage stroomsnelheid
Erosie
Buitenbocht
Binnenbocht
Hoge stroomsnelheid
Slide 33 - Sleepvraag
Noteer de letters van deze vier hoefijzervormige meren van jong naar oud.
Slide 34 - Open vraag
Duinvorming en afbraak (erosie)
Slide 35 - Tekstslide
Aan de slag!
Maak van 2.5 en 2.6:
Opdracht 1 t/m 6 (beide paragrafen).
Noteer je antwoorden in hele zinnen.
Slide 36 - Tekstslide
Na deze les,
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof
Slide 37 - Poll
Welk cijfer geef je jouw werkhouding tijdens deze les?
Slide 38 - Poll
Welk cijfer geef je de uitleg van de docent (tot nu toe)?