Leerjaar 1 periode 3 Biologie

• Biologie
• MBO
• Studiejaar 1

Maak de juiste combinaties door te slepen

Een verbinding tussen 2 aminozuren

eiwit opgebouwd uit aminozuren

Bouwsteen van een DNA of RNA molecuul

Disacharide

Peptide-binding

Nucleotide

Lactose

Enzym

Een nucleotide is opgebouwd uit:

1. Fosfaat, lactose en een stikstofbase
2. Fosfaat, suiker en een stikstofbase
3. Fosfaat, ribose en een enzym
4. Aminozuur, suiker en een stikstofbase

De bouwsteen van een eiwit is een........

Maak de juiste combinaties door te slepen

Fructose

Maltose

Zetmeel

Poly-

sacharide

Disacharide

Mono-

sacharide

Maak de juiste combinaties door te slepen

• Energiebron
• Opslag reservevoedsel
• Bescherming organisme
• Stevigheid

• Zit in de kern 
• Bevat erfelijke informatie

• Versnellen reacties
• Vervoer van stoffen
• Bescherming tegen ziekte

Eiwitten

Koolhydraten

Nucleinezuren

Vetten

H5.5 Algemeen: Lipiden (vetten)

Functie van vetten:

• Opslag met energie (zaden en onderhuidsbindweefsel)
  
• Steunmateriaal
  
• Warmte-isolatiemateriaal
  
• Isolator bij zenuwen
  
• Als oplosmiddel voor ‘vetoplosbare’ vitaminen (A,D,E en K)
  

Eigenschappen van vetten

• Zijn niet of slecht in water oplosbaar
  
• Er zijn verzadigde en onverzadigde vetten
  
• Vetten kunnen hard, zacht en vloeibaar zijn. Afhankelijk van temperatuur.
  

3 soorten vetten

Triglyceriden

Fosfolipiden

Steroiden

H5.5.1 Triglyceriden

Vraag: 

Welk type reactie zie je? 

= condensatiereactie. 

     Er komt water vrij

Vetzuur

Vorming van Triglyceriden

Schematische weergave van een triglyceride

Glycerol

Vetzuur staart

Hydrofiel

Hydrofoob

Verzadigde, onverzadigde en omega 3 vetzuren

Huiswerk: 

Hfst 5: 34 t/m 37 en 39 

H5.5.2 Triglyceriden vs fosfolipden

1 vetzuur staart vervangen door PO₄^3- (fosfaat)

• Hydrofiele kop= fosfaat + glycerol

• Hydrofobe staart = vetzuur

In water keren de staarten naar elkaar toe

Celmembraan

samenvatting bouw vetten

• Triglyceride
• Glycerol + 3 vetzuren
• Hydrofiele kop + hydrofobe staart

• Fosfolipide
• Glycerol + 2 vetzuren + fosfaat
• Hydrofiele kop + hydrofobe staart
• Bouwstenen celmembraan

Begrippen

• Carboxylgroep
• Hydroxylgroep
• Vetzuur
• Hydrofiel
• Hydrofoob
• Esterbinding: 
• Condensatiereactie
• Steroiden

Maak opdracht 'De cel'.

De opdracht is te vinden in cum laude.

In het mapje 'Biologie theorie'. 

Tip: 

Maak gebruik van hoofdstuk 2. 5 van je boek 

Uitwerking ; opdracht de cel

Practicum 2B: DNA isolatie uit kiwi

Stap 1: Lysis van de cellen m.b.v. detergens (zeep)

Cel inhoud komt vrij

Stap 2: Het zout slaat de celfragmenten en eiwitten neer

Stap 3: Filtreren scheiding DNA van celfragmenten en  eiwitten

 

Stap 4: Neerslaan van DNA met ethanol (alcohol)

 

I: Een triglyceride bestaat uit een hydrofiele kop en 2 vetzuur staarten
II: Een fosfolipide bestaat uit glycerol, fosfaat en 3 vetzuur staarten

1. I en II zijn juist
2. I is juist
3. I en II zijn onjuist
4. II is juist

I: Detergens breekt de fosfolipidelaag af
II: Zout slaat eiwitten en celfragmenten neer

1. I en II zijn juist
2. II is juist
3. I is juist
4. I en II zijn onjuist

H4 Transport in cellen

• De celmembraan bestaat uit: Fosfolipiden
• De celmembraan vormt een barriere tussen celinhoud en zijn omgeving
• Celmembranen zijn selectief doorlaatbaar (permeabel)

• Geeft enige stevigheid aan de cel
• Beschermt de cel

eigenschappen/ functie van de celmembraan (plasmamembraan)

Opbouw celmembraan

2 lagen fosfolipden

De celmembraan bevat naast lipiden ook eiwitten en koolhydraten

Koolhydraat

eiwit

Koolhydraat aan eiwit

De binding van suikers met eiwitten en lipiden van de celmembraan heet glycocalix (fig 4.2 boek)

Begrippen/ samenvatting tips

• plasmamembraan
• Functie van celmembraan
• Glycocalix
• Vloeibaar mozaikmodel
• Barriere
• Selectief permeabel

Maak opdracht 1 t/m 7 uit Biologie voor het MLO blz 73

H4.3 Transport van kleine moleculen

• De cel moet moleculen kunnen opnemen en afvalstoffen kwijt kunnen raken. (transport)
• Deze moleculen kunnen zich alleen verplaatsen door de celmembraan. 
• 3 vormen/ mechanismen van transport.

3 vormen/ mechanismen van transport.

• Diffusie  (kost geen energie = passief transport)
• Osmose   (= passief transport)
• actief transport  (kost energie)

4.3.1 Diffusie

• Lees H4.3.1.
• Bekijk het filmpje op de volgende pagina
• Maak de vragen na het lezen en bekijken van het filmpje

0

Vragen diffusie

• Hoe wordt het type energie genoemd die zorgt voor de bewegingen van de moleculen? 
• Diffusie verloopt het snelst in gassen. Leg uit.
• In het filmpje worden 3 factoren genoemd die invloed hebben op de diffusiesnelheid. Welke? 
• In het boek worden nog 2 factoren genoemd. Welke? 
• Geef de definitie van het begrip diffusie

Diffusie door de celmembraan

• Moleculen die een membraan passeren moeten aan 2 voorwaarden voldoen.
• 1: De concentratie aan de ene kant van membraan is groter dan aan de andere kant.
• 2: Het molecuul is zo klein dat deze tussen de membraanmoleculen (lipiden) door kan. 

Maak vraag 8 t/m 12 :

Boek: 'Biologie voor het MLO'. blz 76

H4.3.2 Osmose

• Lees paragraaf 4.3.2 Osmose 
• Sla over: tekst osmometer. 
• Bekijk de video op de volgende slide

Omschrijf de volgende begrippen

• Osmose
• Hypertonisch
• Hypotonisch
• Isotonisch
• Turgor
• Plasmolyse
• Grensplasmolyse
• Lysis
• Hemolyse

Maak opdracht 14 en 19 uit biologie voor het MLO blz 82