Havo 2 oefenen met de werkwoorden op -IR (s15)

Dans ce cours...
  • Verbes en -IR
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Dans ce cours...
  • Verbes en -IR

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

noem de uitgangen op -IR in de présent

Slide 3 - Woordweb

Ils ... à quelle heure?
A
finis
B
finit
C
finissent
D
finissez

Slide 4 - Quizvraag

Tu ... quoi?
A
choisissons
B
choisis
C
choisissez
D
choisit

Slide 5 - Quizvraag

Nous ... le document.
A
remplissons
B
remplissez
C
remplissent
D
remplis

Slide 6 - Quizvraag

Il ... trop.
A
réfléchit
B
réfléchissons
C
réfléchis
D
réfléchissez

Slide 7 - Quizvraag

Vous ... vers 8 heures. (finir)

Slide 8 - Open vraag

Je ... le rouge. (choisir)

Slide 9 - Open vraag

Léa ne ... jamais bien. (réfléchir)

Slide 10 - Open vraag

Nous ... le gagnant. (choisir)

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord.
Tu ... rempli le formulaire.
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 13 - Quizvraag

Les garçons ... fini leurs devoirs.
A
a
B
as
C
ont
D
avons

Slide 14 - Quizvraag

Vul de passé composé van het werkwoord tussen haakjes in.
Nous ... le test. (remplir)

Slide 15 - Open vraag

Zet de zin in de passé composé.
Je finis mes devoirs.

Slide 16 - Open vraag

Zet de zin in de présent.
Il a rempli le document.

Slide 17 - Open vraag

hoe maak je de imparfait voor de ww op -IR

Slide 18 - Woordweb

zet in de imparfait:
ils (finir)

Slide 19 - Open vraag

zet in de imparfait
nous (choisir)

Slide 20 - Open vraag

zet in de imparfait
je (rougir)

Slide 21 - Open vraag

Verbuga
Op de volgende dia staat een link naar de website www.verbuga.eu. Oefen daar met de werkwoorden op -ir 
  1. In de linkerkolom vink je alle tijden van présent en passé composé aan.
  2. In de kolom helemaal rechts vink je 4 werkwoorden aan:                       choisir, finir, réfléchir en remplir.
  3. Klik op confirmer.
  4. Je krijgt dan te zien welk werkwoord je moet vervoegen, in welke tijd en bij welke persoon. Vul je antwoord in.
  5. Klik op suivant om naar de volgende vraag te gaan.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link