Taalverzorging 2

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Kies de juiste zin in de verleden tijd:
A
De kok braadt vlees.
B
De kok braad vlees.
C
De kok braadde vlees.
D
De kok braade vlees.

Slide 2 - Quizvraag

Kies de juiste zin in de tegenwoordige tijd:
A
Een vrijwilliger begeleidde de bezoekers.
B
Een vrijwilliger begeleiden de bezoekers.
C
Een vrijwilliger begeleid de bezoekers.
D
Een vrijwilliger begeleidt de bezoekers.

Slide 3 - Quizvraag

Kies de juiste zin in de verleden tijd:
A
Elin verhuiste naar Engeland.
B
Elin verhuisde naar Engeland.
C
Elin verhuizde naar Engeland.
D
Elin verhuistte naar Engeland.

Slide 4 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van deze zin:
Eric [vinden] jouw mening nu erg duidelijk.
A
vind
B
vond
C
vindt
D
vindde

Slide 5 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de zin:
Dit medicijn [beïnvloeden] de rijvaardigheid, dus [rijden] voorzichtig!
A
beïnvloed, rijdt
B
beïnvloedt, rijd
C
beïnvloedde, rijd
D
beïnvloedt, rijdt

Slide 6 - Quizvraag

Kies de de juiste vorm:
"Wil je die mail vandaag [beantwoorden]?"
A
beantwoordde
B
beantwoordt
C
beantwoorden
D
beantwoord

Slide 7 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Vorige week is Frank [verhuizen].
A
verhuisd
B
verhuist
C
verhuizd
D
verhuizt

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
De [bekleden] bank is nu afgewerkt.
A
bekleedde
B
beklede
C
bekleede
D
bekleden

Slide 9 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
De man [bekleden] vandaag zijn bank opnieuw.
A
Bekleedt
B
Bekleden
C
bekleet
D
bekleed

Slide 10 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
De wegwerker [verbreden] de weg vorige maand.
A
verbrede
B
verbreedde
C
verbreede
D
verbreden

Slide 11 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Als je ziek bent, is het de bedoeling dat je dit vóór 8.00 uur [melden].
A
meldt
B
meld
C
meldde
D
melde

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
De huisarts [verwijzen] de patiënt door naar het ziekenhuis.
A
verweest
B
verwijsd
C
verwijste
D
verwijst

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
De [vergoeden] kosten zijn terugbetaald door de verzekering.
A
vergoedde
B
vergoede
C
vergoeden
D
vergoedden

Slide 14 - Quizvraag

Kies het juiste meervoud:
Technicus
A
Technici
B
Technicussen
C
Technica
D
Technicus'

Slide 15 - Quizvraag

Kies het juiste meervoud:
cv
A
cv'en
B
cv's
C
cvs
D
cv-en

Slide 16 - Quizvraag

Kies het juiste meervoud:
bureau
A
bureau's
B
bureaus
C
bureau-en
D
bureau'en

Slide 17 - Quizvraag

Kies het juiste verkleinwoord:
paraplu
A
paraplu'tje
B
paraplutje
C
parapluutje
D
parapluuttje

Slide 18 - Quizvraag

Kies het juiste verkleinwoord:
Auto
A
Autootje
B
Autotje
C
Auto'tje
D
Autoo'tje

Slide 19 - Quizvraag

Schrijf de juiste vorm op:
Het is knap dat Selina dit gister [durven].
A
durfde
B
durft
C
durvte
D
gedurfd

Slide 20 - Quizvraag

Welke is goed geschreven?
A
bacteriën
B
bacterieën
C
bacteries
D
bacteriës

Slide 21 - Quizvraag

Welke is goed geschreven
A
groentensoep
B
groentessoep
C
groentesoep
D
groente-soep

Slide 22 - Quizvraag

Welke is goed?
A
mevrouw De Wit
B
Mevrouw de Wit
C
mevrouw De wit
D
mevrouw de Wit

Slide 23 - Quizvraag

Welke is goed?
A
apentrots
B
apetrots
C
aapentrots
D
apentrotts

Slide 24 - Quizvraag

Welke is goed?
A
havikken
B
haviks
C
haaviken
D
haviken

Slide 25 - Quizvraag

Welke is goed?
A
fotografen
B
fotograven
C
fotograaven
D
fotograafen

Slide 26 - Quizvraag

Welke is goed?
A
musea
B
museums
C
musea's
D
museum's

Slide 27 - Quizvraag

Wat is goed?
A
rodekool
B
rode kool
C
rodenkool
D
roodekool

Slide 28 - Quizvraag


A
ênquete
B
enquéte
C
enquête
D
enqûete

Slide 29 - Quizvraag


A
s' morgens
B
smorgens
C
smorgen's
D
's morgens

Slide 30 - Quizvraag