Verwerkingsopdracht Beatrijs

1. Wie is de 'ik' uit de proloog?
Geef nog een plek aan in de tekst waar de 'ik' terugkomt.
1 / 20
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

1. Wie is de 'ik' uit de proloog?
Geef nog een plek aan in de tekst waar de 'ik' terugkomt.

Slide 1 - Open vraag

2. In welk vers noemt de dichter voor het eerst de hoofdpersoon?

Slide 2 - Open vraag

3. Hoe denkt de schrijver over 'het dichten', als je de eerste regels mag geloven?

Slide 3 - Open vraag

4. Wat heeft de dichter bewogen om de Beatrijs te schrijven, als je de verzen 5 - 9 leest?

Slide 4 - Open vraag

5. Wat voor soort verhaal is de Beatrijs?
Hoofse roman, heiligenverhaal of Marialegende?
B. Motiveer je antwoord

Slide 5 - Open vraag

6a. Kon Beatrijs lezen en schrijven? Waar maak je dat uit op?

Slide 6 - Open vraag

6b. Waarom heeft Beatrijs nooit een vak geleerd en kan ze niets met haar handen?

Slide 7 - Open vraag

6c. Waarom gaat Beatrijs niet bedelen als ze arm wordt?

Slide 8 - Open vraag

6d. Eerst wordt Beatrijs een hoer, dan komt er een ommekeer. Wat is de aanleiding?

Slide 9 - Open vraag

7. In de Beatrijs is op vele plaatsen sprake van getallensymboliek.
3 = goddelijkheid, 7 = heiligheid en 12 = perfectie.
Geef van elk van die getallen een voorbeeld uit de Beatrijs

Slide 10 - Open vraag

Numerologie 
Het getal twaalf wordt wel als het getal van perfectie gezien. Dit heeft waarschijnlijk ermee te maken dat 12 oorspronkelijk als grondtal werd beschouwd. Er zijn 12 maanden, 12 apostelen 12 uren per half etmaal enz. Omdat 3 en 4 volgens de christelijke leer beide heilige getallen zijn, is het product hiervan net als de som zeven extra heilig, dus perfect.​

Dat 12 als grondtal gekozen is, heeft te maken met de deelbaarheid van het getal. Het is behalve deelbaar door 1 en zichzelf - zoals alle gehele getallen - deelbaar door 2, 3, 4 en 6, dus door de eerste vier getallen. Ons huidige grondtal 10 is verder alleen deelbaar door 2 en 5.​

Slide 11 - Tekstslide

8. Beatrijs mag van haar minnaar kiezen tussen een rode mantel en een blauwe. Ze kiest de
blauwe. Waarom zou ze dat doen?

Slide 12 - Open vraag

9. De afspraak wordt gemaakt om elkaar over acht dagen in de kloostertuin te ontmoeten, onder
de egelantier (r. 150). Zoek uit wat voor symbolische betekenis die egelantier heeft.

Slide 13 - Open vraag

10. Drie kenmerken van hoofse liefde zijn: wederzijdse liefde, smachten en zuchten naar de onbereikbare liefde +
idyllische plekjes worden uitgebreid beschreven.
Geef van elk van de drie aan hoe dit in het verhaal naar voren komt.

Slide 14 - Open vraag

11. Het visioen verklaart ‘het wonder’. Wat is dat wonder precies?

Slide 15 - Open vraag

12. Als je het geloof uit het verhaal weg laat, wat blijft er dan van het verhaal over?

Slide 16 - Open vraag

13. Kun je zeggen dat Beatrijs is veranderd aan het eind van het verhaal?

Slide 17 - Open vraag

14. Noem drie kenmerken waaraan je kunt zien dat verhalen als de Beatrijs mondeling werden overgeleverd.

Slide 18 - Open vraag

15. Beatrijs is veertien jaar weggeweest. Niemand heeft iets van haar vertrek gemerkt. Citeer de
passage waarin de verklaring hiervoor wordt gegeven.

Slide 19 - Open vraag

16. Over Maria staat in de tekst: “die in maagdelijke vreugden / baarde, zonder wee of pijn’. Leg uit
wat volgens jou hiermee wordt bedoeld.

Slide 20 - Open vraag