NOVA H4.4 les 7 rekenen aan zoutoplossingen

4 VWO.   H4: ZOUTEN
H4.4 Rekenen aan zoutoplossingen    les 7
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4 VWO.   H4: ZOUTEN
H4.4 Rekenen aan zoutoplossingen    les 7

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • Weet je het nog? concentratie en molariteit (H1)
  • concentratie van ionen berekenen
  • oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Concentratie 
- stof in een oplossing
- gas in een ruimte

Let op de eenheden: 
    mg/m3    of    kg/m3    of    g/dm3
Het mag allemaal.... als je het maar goed noteert!
c = massa stof / volume

Slide 3 - Tekstslide

Molariteit
= concentratie van een stof in
mol per Liter
notatie:
[C12H22O11] = 0,58 mol / L
[C12H22O11] = 0,58 mol L-1
[C12H22O11] = 0,58 M

Slide 4 - Tekstslide

Notatie molariteit
Onthoud:
  • met [ ... ] bedoelen we altijd de concentratie van een stof in mol per Liter
  • tussen [ ....] staat de stof of het deeltje
  • mol per Liter wordt vaak afgekort tot M
  • soms hebben we het over mM, dat betekent mmol / liter.




Slide 5 - Tekstslide

glucose (C6H12O6) oplossen
keukenzout (NaCl) oplossen
Welk verschil zie je tussen het oplossen van glucose en het oplossen van keukenzout?

Slide 6 - Tekstslide

C6H12O(aq) 
Na+(aq) + Cl-(aq)
moleculen vallen niet uit elkaar (sterke atoombinding)
bij een goed oplosbaar zout laten de ionen elkaar los

Slide 7 - Tekstslide

Om te weten wat de molariteit van de ionen is in een oplossing, moet je kijken naar de molverhouding in de oplosvergelijking:
NaCl(s)   -> Na+(aq)   + Cl-(aq)
1 mol         :   1 mol         :  1 mol
CaCl2(s) -> Ca2+(aq) + 2 Cl-(aq)
1 mol         :   1 mol          :  2 mol
Molariteit van ionen in zoutoplossingen

Slide 8 - Tekstslide

voorbeeld
Je lost 1 mol natriumfosfaat op in 1,0 L water.
  • Hoeveel mol Na+ is aanwezig in de oplossing? [Na+] = .............. M
  • Hoeveel mol PO43- is aanwezig in de oplossing? [PO43-] = ..............M

Slide 9 - Tekstslide


M = molaire massa (g/mol) gebruik je om de hoeveelheid van​ één stof om te rekenen gram < -- > mol​

Deze M is een grootheid, deze M staat altijd vóór het getal:​
M = 18,016 g/mol​





M van molariteit = mol/L 
gebruik je om de concentratie van een oplossing​ weer te geven in mol/L​

Deze M is een eenheid, deze M staat altijd achter een getal:​
[A] = 0,15 M



Let op de betekenis van de letter M:

Slide 10 - Tekstslide

Even oefenen 
met M & M
Bereken de molariteit van de natriumionen wanneer je 4,5 gram natriumcarbonaat oplost in 50 mL water.
1. oplosvergelijking
2. molverhouding
3. gegeven / gevraagd
4 .....
timer
2:00

Slide 11 - Tekstslide

Eigen werk
Maak een keuze welke opgaven je gaat oefenen van H4.4:
ik vind scheikunde lastig: 1 + 2 + 3 + 5
ik kan wel een beetje uitdaging aan: 4 + 5 + 6
kijk je werk altijd na

Slide 12 - Tekstslide