In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Periode 9 les 6
Slide 1 - Tekstslide
Welcome dear students
For today:
- Deadlines
- This or that..
- Grammar
- Conversations
- Blooket
Slide 2 - Tekstslide
Deadlines
Eerste deadline:
8 november 2024 vóór 23:59 Inleveren Sports magazine in It's Learning.
Tweede deadline:
31 januari 2025 vóór 23:59Inleveren Sports magazine in It's Learning.
Heb je de Sports magazine niet ingeleverd bij de eerste mogelijkheid / het is onvoldoende dan kom je in de volgende periode terug naar de lessen om eraan te werken.
Slide 3 - Tekstslide
This or that...
- Which will you choose?
- Why?
- Do you have any examples?
Slide 4 - Tekstslide
going outside or staying in
timer
1:00
Slide 5 - Tekstslide
2 friends or 20 friends
timer
1:00
Slide 6 - Tekstslide
sports or gaming
timer
1:00
Slide 7 - Tekstslide
summer or winter
timer
1:00
Slide 8 - Tekstslide
texting or calling
timer
1:00
Slide 9 - Tekstslide
city or nature
timer
1:00
Slide 10 - Tekstslide
money or free time
timer
1:00
Slide 11 - Tekstslide
new or second hand
timer
1:00
Slide 12 - Tekstslide
Summer vacation or Winter vacation
timer
1:00
Slide 13 - Tekstslide
Let's talk about...
Travelling
Slide 14 - Tekstslide
Voorkennis
Weet jij de Engels vertaling van deze werkwoorden?
Slide 15 - Tekstslide
Ik kan...
We zouden moeten...
Ik kon...
Ik moet...
Ik wil heel graag...
Ik ben in staat...
Ik mag...
May
should
would love to
must/
have to
am able to
can
could
Slide 16 - Sleepvraag
Modal verbs
Wat? Hulpwerkwooden
Wanneer? Bij allerlei situaties zoals: talent, mogelijkheid, verplichting, toestemming, regels en advies.
Slide 17 - Tekstslide
Must vs. Have to
Must = vind je zelf dat het moet
I must go to the toilet!
Have to = als het van iemand anders moet (regel/wet)
You have to be 18 to drink alcohol in the Netherlands.
Slide 18 - Tekstslide
Choose the correct modal: My advice would be that you ............. see a doctor.
A
should
B
have to
C
must
D
could
Slide 19 - Quizvraag
Make a sentence with: must
Slide 20 - Open vraag
Make a sentence with: should
Slide 21 - Open vraag
Wat is de modal (hulpwerkwoord) in deze zin: She could not leave him alone.
Slide 22 - Open vraag
Wat is de modal in deze zin: You must walk up the stairs.
Slide 23 - Open vraag
Wat is de modal in deze zin: He has to give his money away.
Slide 24 - Open vraag
Fill in the correct modal: I ........... really look at my finances today, it is high time I update them.
Slide 25 - Open vraag
Fill in the correct modal: Teachers ........... be paid a fair salary for their hard work.