Betoog 4hA

Betoog 4hA
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Betoog 4hA

Slide 1 - Tekstslide

Pak je leesboek en ga lezen.  

Slide 2 - Tekstslide

Welkom!
-Drie bronnen?
-Anekdote voor de inleiding.
-Huiswerk:
-Mail je stelling, dan kan ik hem beoordelen.
-Schrijf je inleiding. 
-Maak je Pecha Kucha 

Slide 3 - Tekstslide

Het betoog
Afgelopen lessen zijn we bezig geweest met het verzamelen van informatie over nepnieuws. We hebben een mindmap gemaakt en als het goed is, heb je nu een stelling.
1. Mail je stelling naar mij (a.ploeg@vsodaafgeluk.nl via de Magistermail).
2. Zorg dat je drie goede bronnen hebt, zorg dat je deze bronnen hebt geprint. Neem deze bronnen donderdag mee naar de les. Onderstreep in je bronnen de argumenten die je wilt gebruiken voor in je betoog.
3. Verzin een anekdote/binnenkomer, waar je de inleiding van je betoog mee start. Zet dit op papier. als je het op de computer maakt, print dan je anekdote/binnenkomer.
4. Registreer je bij de Lexis databank: zie bijlage.
-GEEN WIKIPEDIA
Wel:
-Internet: bv google   -Lexis databank
-Kranten en tijdschriften als Volkskrant, Trouw, Elsevier, Groen Amsterdammer, HP de Tijd (google : Volkskrant + onderwerp)
-Tv- en radioprogramma’s (nieuws, actualiteitenprogramma’s documentaires) > maak aantekeningen tijdens kijken/luisteren
-Bibliotheek en mediatheek




















Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Belangrijk!!! Zoek goede bronnen!!!
-Verzamel informatie over je onderwerp, zodat je je stelling goed kan onderbouwen. 
-Bronnen: krantenberichten, columns, onderzoeken. 

Slide 9 - Tekstslide

Betoog
-Een betoog begint heel vaak met een anekdote waarop vervolgens een stelling wordt gebaseerd. 
-Vervolgens volgt het middenstuk waarin de verschillende argumenten worden aangehaald om de lezer te overtuigen. 
-Helemaal aan het einde van een betoog, volgt de – vaak korte – conclusie. De conclusie is meestal een bevestiging van de stelling, om deze kracht bij te zetten.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Schrijf niet: 'Ik vind...'
of 'Wat ik wil, is....'

Slide 17 - Tekstslide

In de inleiding staan geen argumenten!

Slide 18 - Tekstslide

Stap 6
-Schrijf het middenstuk.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Drie argumenten voor je stelling.

Slide 21 - Tekstslide

Een argument tegen je stelling, maar die kan je weerleggen. 

Slide 22 - Tekstslide

Het is overtuigender als je ook een andere kant, dus een tegenargument laat horen. 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

of 
Allereerst

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

bovendien...
Ook...
Vervolgens...

Slide 30 - Tekstslide

'Echter....

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Stap 7
-Schrijf het slot.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

In het slot schrijf je: 

Slide 35 - Tekstslide

Kom in je slot terug op je inleiding: op je anekdote of je voorbeelden. Dat is fijn voor de lezer, zo maak je het cirkeltje rond. 

Slide 36 - Tekstslide

Stap 8
-Bedenk een titel.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Stap 9
-Lees je betoog goed door!

Slide 42 - Tekstslide