4HA

4HA
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 46 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

4HA

Slide 1 - Tekstslide

Het betoog
Afgelopen lessen zijn we bezig geweest met het verzamelen van informatie over nepnieuws. We hebben een mindmap gemaakt en als het goed is, heb je nu een stelling.
1. Mail je stelling naar mij (a.ploeg@vsodaafgeluk.nl via de Magistermail).
2. Zorg dat je drie goede bronnen hebt, zorg dat je deze bronnen hebt geprint. Neem deze bronnen donderdag mee naar de les. Onderstreep in je bronnen de argumenten die je wilt gebruiken voor in je betoog.
3. Verzin een anekdote/binnenkomer, waar je de inleiding van je betoog mee start. Zet dit op papier. als je het op de computer maakt, print dan je anekdote/binnenkomer.
4. Registreer je bij de Lexis databank: zie bijlage.
-GEEN WIKIPEDIA
Wel:
-Internet: bv google   -Lexis databank
-Kranten en tijdschriften als Volkskrant, Trouw, Elsevier, Groen Amsterdammer, HP de Tijd (google : Volkskrant + onderwerp)
-Tv- en radioprogramma’s (nieuws, actualiteitenprogramma’s documentaires) > maak aantekeningen tijdens kijken/luisteren
-Bibliotheek en mediatheek




















Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Signaalwoorden
Volgende slide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Stap 1
-Schrijf de inleiding.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Belangrijk!!! Zoek goede bronnen!!!
-Verzamel informatie over je onderwerp, zodat je je stelling goed kan onderbouwen. 
-Bronnen: krantenberichten, columns, onderzoeken. 

Slide 9 - Tekstslide

Betoog
-Een betoog begint heel vaak met een anekdote waarop vervolgens een stelling wordt gebaseerd. 
-Vervolgens volgt het middenstuk waarin de verschillende argumenten worden aangehaald om de lezer te overtuigen. 
-Helemaal aan het einde van een betoog, volgt de – vaak korte – conclusie. De conclusie is meestal een bevestiging van de stelling, om deze kracht bij te zetten.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf niet: 'Ik vind...'
of 'Wat ik wil, is....'

Slide 16 - Tekstslide

In de inleiding staan geen argumenten!

Slide 17 - Tekstslide

Stap 2
-Schrijf het middenstuk.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Drie argumenten voor je stelling.

Slide 20 - Tekstslide

De focus in het middenstuk ligt op jouw argumenten op de meest overtuigende manier brengen. 
Je argumenten overtuigend maken kun je bijvoorbeeld doen met behulp van het AUB-model:

1. Eerst zeg je wat het argument (A) is
2. Dan leg je het argument uit (U)
3. Tot slot geef je een voorbeeld: “Dit zien we bijvoorbeeld (B) bij…”
In de clip staat nog meer uitleg over het AUB model. Je kunt deze drie stappen onthouden met het ezelsbruggetjes AUB. In een betoog kondig je jouw argument aan met een zin als: “Een belangrijk argument voor de stelling is…” Als je meerdere argumenten gebruikt, behandel dan per alinea één argument. Dat is fijn voor je eigen overzicht, maar ook die van de lezer. Na het noemen van je argument is het belangrijk dat je jouw argument uitlegt. Een goede uitleg vertelt waarom een argument waar is, en waarom een argument belangrijk is voor de stelling. Dit doe je het beste met woorden als ‘want’, ‘omdat’ en ‘daarom’.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Tekstslide

of 
Allereerst

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

bovendien...
Ook...
Vervolgens...

Slide 29 - Tekstslide

bovendien...
Ook...
Vervolgens...
derde
Tot slot

Slide 30 - Tekstslide

Het is overtuigender als je ook een andere kant, dus een tegenargument laat horen. 

Slide 31 - Tekstslide

'Echter....

Slide 32 - Tekstslide

Een argument tegen je stelling, maar die kan je weerleggen. 

Slide 33 - Tekstslide

Nadat je een aantal alinea’s met argumenten geschreven hebt, kun je je tekst nog sterker maken door een tegenargument te geven en deze te weerleggen. Ook dit doe je in een aparte alinea. Je bedenkt je dan waarom iemand het juist niet eens zou zijn met jouw standpunt. Je zou  bijvoorbeeld kunnen zeggen: Men zou tegen mijn standpunt in kunnen brengen dat verbieden door de overheid betutteling is en dat jongeren hun eigen verantwoordelijkheid moeten kunnen nemen. OF  ..... vinden dat......Door dit tegenargument te weerleggen (ontkrachten), maak je jouw eigen betoog alleen maar sterker. Je zou dit als volgt kunnen doen: Hoewel sommige jongeren inderdaad in staat zijn hun eigen verantwoordelijkheid te nemen, geldt dit blijkbaar niet voor iedereen en aangezien de gevolgen zo gevaarlijk zijn, moeten we deze betutteling voor lief nemen. Veiligheid gaat boven alles.

Slide 34 - Tekstslide

Een argument tegen je stelling, maar die kan je weerleggen. 

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Stap 3
-Schrijf het slot.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

In het slot schrijf je: 

Slide 39 - Tekstslide

Kom in je slot terug op je inleiding: op je anekdote of je voorbeelden. Dat is fijn voor de lezer, zo maak je het cirkeltje rond. 

Slide 40 - Tekstslide

Stap 8
-Bedenk een titel.

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Stap 9
-Lees je betoog goed door!

Slide 46 - Tekstslide