H9.1 - Weerstanden

9.1 Weerstanden
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

9.1 Weerstanden

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat er met weerstand bedoeld wordt

Je kunt berekeningen uitvoeren met de wet van Ohm

Je kunt met behulp van de kleurcode de waarde van de weerstand bepalen

Slide 2 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden het verschil tussen spanning en stroomsterkte uit.

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Video

Weerstand
Weerstand is tegenwerken

Weerstand maakt het voor de stroom moeilijker om door een draad heen te stromen.

Ieder elektronisch component (lamp, snoer, motor, speaker) heeft een weerstand.

Slide 5 - Tekstslide

Weerstand
Weerstand is een grootheid: Hoeveel volt heb je nodig voor 1 A.

Het symbool:  R
De eenheid:     ohm (Ω)


Slide 6 - Tekstslide

Weerstand als component
Een weerstand(je) heeft een vaste waarde.

Kan gebruikt worden om de stroom kleiner
te maken

De kleurcode geeft de waarde aan.
 -> Binas tabel 13

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de waarde van deze weerstand?

Slide 9 - Open vraag

Weerstanden gebruiken

Door een weerstand in serie te
plaatsen, kunnen we de stroom
en spanning verkleinen.

Slide 10 - Tekstslide

Wet van Ohm


= weerstand in ohm(Ω)
U = spanning in V
I = stroomsterkte in A

R = U : I
U
R x I

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Maak van §9.1 opgave 1 en 2
timer
8:00

Slide 12 - Tekstslide

Weerstand meten
De ampère meter in serie

De voltmeter parallel

Slide 13 - Tekstslide

Weerstand berekenen

Slide 14 - Tekstslide

Een lampje wordt aangesloten op 6,0 V.
De stroomsterkte door het lampje is 50 mA. Bereken de weerstand.

Slide 15 - Open vraag

Een lampje heeft een weerstand van 15 Ω. Er loopt een stroom van 2040 mA door het lampje. Bereken de spanning die over het lampje staat.

Slide 16 - Open vraag

Wet van Ohm
  • De weerstand van een schakel-
    component is steeds even groot.

  • Het verband tussen I en U is 
    recht evenredig

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
Maak van §9.1 opgave 1, 2, 3, 4, 5, 6
Klaar? 9 + 10

Slide 18 - Tekstslide