WOORDENSCHAT 02
1 / 22
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
fiasco
A
mislukking
B
samenwerking
C
ijskoud
Slide 2 - Quizvraag
dupe
A
diep
B
slachtoffer
C
landbouwwerktuig
Slide 3 - Quizvraag
belemmeren
A
bevloeien
B
verhinderen
C
zeuren
Slide 4 - Quizvraag
fataal
A
noodlottig, dodelijk
B
paling
C
dik
Slide 5 - Quizvraag
monotoon
A
luid
B
alleen
C
eentonig
Slide 6 - Quizvraag
inheems
A
van het land zelf
B
plat
C
achterstallig
Slide 7 - Quizvraag
gecompliceerd
A
gekopieerd
B
moeilijk
C
bewerkt
Slide 8 - Quizvraag
benepen
A
knijpen
B
benauwd
C
naaste
Slide 9 - Quizvraag
alibi
A
bewijs dat je op moment van misdaad ergens anders was
B
vogel
C
visum
Slide 10 - Quizvraag
amnestie
A
protest
B
verdoving
C
kwijtschelding van straf
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
lethargisch
A
behulpzaam
B
wettelijk
C
ongevoelig
Slide 13 - Quizvraag
mecenas
A
iemand die kunstenaars financieel steunt
B
iemand die vrijwilligerswerk doet
C
iemand die bedrijven reorganiseert
Slide 14 - Quizvraag
noodruftig
A
hulp verlenen
B
aan armoede ontstegen
C
arm
Slide 15 - Quizvraag
ontgoocheld
A
een goocheltruc aanleren
B
een illusie ontnemen
C
geen trucs beheersen
Slide 16 - Quizvraag
peignoir
A
ochtendjas
B
Frans gerecht
C
donkere stof
Slide 17 - Quizvraag
reikwijdte
A
grootte van een overheidsgebouw
B
afstand die maximaal op 1 dag te lopen is
C
omvang waarin de gevolgen merkbaar zijn
Slide 18 - Quizvraag
saillant
A
frustrerend
B
opvallend
C
schokkend
Slide 19 - Quizvraag
ternauwernood
A
nauwelijks
B
benauwd
C
vernauwing
Slide 20 - Quizvraag
unicum
A
iemand die gestudeerd heeft
B
iets dat gelijk van kleur is
C
iets dat enig in zijn soort is
Slide 21 - Quizvraag
vief
A
levendig
B
verward
C
welgemanierd
