pH, pOH en molariteit zelfstandige les

zuren, basen pH, pOH
LPM SK 5H
uitleg en opgaven bij pH en pOH sommetjes
gebruik je rekenmachine met log-functie
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

zuren, basen pH, pOH
LPM SK 5H
uitleg en opgaven bij pH en pOH sommetjes
gebruik je rekenmachine met log-functie

Slide 1 - Tekstslide

een zuur is een deeltje dat ...
A
H+ opneemt
B
H₃O+ wordt
C
H+ afstaat
D
OH- opneemt

Slide 2 - Quizvraag

een base reageert met een zuur door...
A
OH- te worden
B
OH- op te nemen
C
H₂O te worden
D
H+ op te nemen

Slide 3 - Quizvraag

de pH...
A
is hoog in een zure oplossing
B
is hoog in een basische oplossing
C
is <7 in een zure oplossing
D
is >7 bij een zure oplossing

Slide 4 - Quizvraag


Als een zuur reageert met water (H2O), dan ontstaan... (geef het beste antwoord)
A
onder andere H₃O+
B
H₃O+ en een zuurrest-ion
C
onder andere OH-
D
OH- en een zuurrest-ion

Slide 5 - Quizvraag

de pH geeft op een wiskundige manier aan...
A
wat de concentratie zuur is in mol/L
B
wat de concentratie base is in mol/L
C
wat de concentratie OH- is in mol/L
D
wat de concentratie H₃O+ is in mol/L

Slide 6 - Quizvraag

BASE
ZUUR
Zuur of base? Sleep de formules naar het juiste vak. 

Slide 7 - Sleepvraag

Je hebt een oplossing met een pH van 4,4. Je verdunt de oplossing 10 keer. De pH wordt hierdoor...
A
lager
B
hoger
C
zuurder
D
zwakker

Slide 8 - Quizvraag

verdunnen van een zure oplossing
Als je een zure oplossing verdunt, 
wordt de oplossing MINDER zuur. 
De pH zal hierdoor neutraler worden, dus meer richting de 7. 
De pH wordt dus hoger.

Slide 9 - Tekstslide

een oplossing met een [H₃O+] van 0,024 M heeft een pH van...
A
1,62
B
-1,62
C
1,6
D
-1,6

Slide 10 - Quizvraag

een oplossing met een pH van 4,56 heeft een [H₃O+] concentratie van ...
hint
weet je de pH? Dan kun je met "H₃O+ = 10^-pH" de H₃O+ concentratie in mol/L uitrekenen.
A
2.75104
B
3,63104
C
2,75105
D
3,63103

Slide 11 - Quizvraag

de pOH van een oplossing is 9,2.
Deze oplossing is zuur, omdat...
A
fout, hij is basisch!
B
de pH = 14-9,2 = 4,8 en dat is zuur
C
de pH = 14/9,2 = 1,5 en dat is zuur
D
De pOH zegt niets over de pH

Slide 12 - Quizvraag

pH + pOH = 14
de pH zegt iets over de H₃O+ concentratie
de pOH zegt iets over de OH- concentratie
Bij pH = 7 is de pOH ook 7! Samen zijn ze altijd 14.

Slide 13 - Tekstslide

wat kun waarmee je berekenen?
zure oplossing, pH<7
basische oplossing, pH>7
bevat H3O+
bevat OH-
pH = - log [H3O+]
pOH = - log [OH-]
[H3O+] = 10-pH
[OH-] = 10-pOH
pH + pOH = 14
tip
weet je de concentratie H3O+ in mol/L? Dan kun je de pH berekenen
want pH = -log [H3O+]
tip
weet je de pH? Dan kun je de concentratie H3O+ in mol/L berekenen
want 10^-pH = [H3O+]
tip
weet je de concentratie OH- in mol/L? Dan kun je de pOH berekenen
want pOH = -log [OH-]
tip
weet je de pOH? Dan kun je de concentratie OH- in mol/L berekenen
want 10^-pOH = [OH-]
handig!
je kunt via de pH en de pOH altijd schakelen tussen de gegevens van een zure en een basische oplossing. Omdat pH + pOH = 14.
Dus weet je de OH-? dan kun je via de OH- --> pOH --> pH de pH berekenen.

Slide 14 - Tekstslide

rekenvoorbeeld
een oplossing bevat 0,10 mol/L OH-, wat is de pH?
  1. je hebt de [OH-] concentratie in mol/L
  2. Daarmee reken je de pOH uit (-log 0,10=1,00)
  3. je wil de pH weten
  4. reken de pH uit met 14-pOH = pH
Het antwoord is: 14,00 - 1,00 = 13,00

Slide 15 - Tekstslide

pH
7
6,95
0,8
2,60
H3O+ concentratie in mol/L
Sleep het juiste getal naar de juiste pH. 
Gebruik je rekenmachine en let op significantie!
significantie
aantal decimalen in pH getal = aantal significante cijfers in concentratie
0,0000001
1,1*10-7
0,2
2,5*10-3

Slide 16 - Sleepvraag

opgaven
bij de volgende opgaven moet je zelf rekenen, met kladpapier en een rekenmachine. Doe dat, anders heeft het geen zin. 
Als je maar wat gokt, leer je er niets van.

Slide 17 - Tekstslide

In een oplossing van 250 mL zit 0,020 mol KOH. Wat is de pH?
A
pH = - log (0,020/0,250) = 1,10
B
pOH = - log (0,020/0,250) = 1,10
C
pOH=-log (0,020/0,250) = 1,10 pH = 14,00 - 1,10 = 12,90
D
geen van de antwoorden klopt

Slide 18 - Quizvraag

uitgelegd: In een oplossing van 250 mL zit 0,020 mol KOH. Wat is de pH?
KOH  is een zout en lost goed op:     KOH --> K+ + OH-
molverhouding is    1     :      1      :    1            
  • De KOH en dus ook de OH- concentratie  is 0.020 mol/0,250 L 
  • Omrekenen naar mol/L; dus [OH-] is 0,020/0,250 = 0,080 mol/L
  • Met OH- in mol/L kun je nu de pOH uitrekenen: 
  • pOH = - log (0,080) = 1,10 
  • Je wil echter de pH weten, en de pH = 14,00 - 1,10 = 12,90
Binas45A
In Binas45A staat de oplosbaarheid van veel zouten
ook de ladingen van veel ionen staan hier

Slide 19 - Tekstslide


Wat is de pH van een oplossing 
met 5,2*10-3 mol/L opgelost Ba(OH)2 ?
A
pH = -log (5.2*10-3) = 2,28
B
pH = -log (2x5.2*10-3) = 1,98
C
pH =14 - 1,98 = 12,02
D
pH = 14 - 5,2 = 8,8

Slide 20 - Quizvraag

uitgelegd: Wat is de pH van een oplossing
met 5.2*10-3 mol/L opgelost Ba(OH)2 ?
Ba(OH)2  is een zout en lost goed op:     Ba(OH)2 --> Ba2+ + 2 OH-
molverhouding is                                          1          :           1      :     2
  • De Ba(OH)2 concentratie 5.2*10-3 mol/L 
  • Ba(OH)2 : OH- = 1:2 ; dus de [OH-]  is 2 x 5.2*10-3 mol/L = 10,4*10-3 M
  • Met OH- in mol/L kun je nu de pOH uitrekenen: 
  • pOH = - log (10,4*10-3) = 1,98 
  • Je wil echter de pH weten, en de pH = 14,00 - 1,98 = 12,02

Slide 21 - Tekstslide


Je lost 0,0094 mol HNO3 op in 200 mL water. 
Er ontstaat NO3- en H3O+. Wat is de pH?
A
1,33
B
1,62
C
2,03
D
2,73

Slide 22 - Quizvraag

uitgelegd: Je lost 0,0094 mol HNO3 op in 200 mL water.
Er ontstaat NO3- en H3O+. Wat is de pH?
HNO3 is een sterk zuur en splitst alle H+ af:   HNO3 + H2O --> NO3- +H3O+
molverhouding is                                                     1     :           1      :     1      :     1
  • De HNO3 concentratie 0,0094 mol/200 mL, dit moet je omrekenen naar mol per 1 Liter, dus 0,0094/0,200 = 0,047 mol/L
  • HNO3 : H3O+= 1:1 ; dus de [H3O+]  is ook 0,047 mol/L
  • Met H3O+ in mol/L kun je nu de pH uitrekenen: 
  • pH = - log (0,047) = 1,33

Slide 23 - Tekstslide

Bereken hoeveel gram NaOH je moet oplossen in 1,0 L oplossen om een pH te krijgen van pH = 8,20

Slide 24 - Open vraag

uitleg
Je wil een pH krijgen van 8,20 door NaOH op te lossen.
Dat is basisch, dus je moet via de pOH rekenen: pOH = 14 – 8,20 = 5,80
Vanuit de pOH kun je de [OH-] uitrekenen.
[OH-] = 10-pOH = 10-5,80 =  1,58*10-6 mol/L OH- (dus in 1 L)
NaOH --> Na+ + OH- ; in de verhouding 1 : 1 : 1
je hebt dus 1,58*10-6 mol NaOH nodig voor 1,58*10-6 mol OH- 
dat is 1,58*10-6 (mol) x 40,00 (g/mol) = 6,3*10-5 g NaOH

significantie
de pH was gegegeven in 2 decimalen, dus de conc moet in 2 significantie cijfers

Slide 25 - Tekstslide

conclusies/tips
  • Is  de stof in de opgave een zuur of een base (kijk in binas 49)?
  • Staat de stof H+ af of neemt het H+ op (en hoeveel)?
  • Komt er H3O+ of OH- in de oplossing? (binas 49 of 45A)
  • Kun je nu [H3O+] of [OH-] uitrekenen? (Let op! altijd in mol/L)
  • Kun je de pH of de pOH uitrekenen?
  • Is de pH of pOH gegeven? Dan kun je [H3O+] of [OH-] uitrekenen.
  • Wat was gevraagd? Kun je dat berekenen via pH + pOH = 14?

Slide 26 - Tekstslide

feedback: deze opgaven hebben me ...
A
helemaal niet geholpen
B
een beetje geholpen
C
heel goed geholpen
D
ik had ze niet nodig, snap het al prima

Slide 27 - Quizvraag

heb je nog tips of vragen?

Slide 28 - Open vraag