grammatica zinsdelen

- Je benoemt wat het onderwerp is in een zin
- Je vindt in een willekeurige zin zowel de persoonsvorm als het onderwerp.  

Doel van de les
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

- Je benoemt wat het onderwerp is in een zin
- Je vindt in een willekeurige zin zowel de persoonsvorm als het onderwerp.  

Doel van de les

Slide 1 - Tekstslide

Geeft aan wie of wat iets doet in de zin 

Vind hem door deze vraag te stellen:
wie/wat + persoonsvorm (of gezegde)

Het schoolhoofd gaat om drie uur naar huis
PV: Gaat
OW : Wie gaat er? = het schoolhoofd
Onderwerp

Slide 2 - Tekstslide

Noteer de persoonsvorm uit deze zin:

In de klas willen de meeste leerlingen achteraan zitten.

Slide 3 - Open vraag

Verdeel de zin in zinsdelen door de raketjes op de plek te zetten waar je nogmaal gesproken een zinsdeelstreep zet. 
In   de    klas    willen   de   meeste   leerlingen   achteraan   zitten.

Slide 4 - Sleepvraag

Noteer het onderwerp uit deze zin:

In de klas / willen / de meeste leerlingen / achteraan zitten.

Slide 5 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm uit deze zin:

Er kan dan soms een hevige strijd onstaan tussen de leerlingen.

Slide 6 - Open vraag

Verdeel de zin in zinsdelen door de raketjes op de plek te zetten waar je nogmaal gesproken een zinsdeelstreep zet. 
Er     kan     dan     soms     een     hevige       strijd       onstaan 

tussen    de     leerlingen.

Slide 7 - Sleepvraag

Noteer het onderwerp uit deze zin:

Er / kan / dan / soms / een hevige strijd / onstaan / tussen de leerlingen.

Slide 8 - Open vraag


Slide 9 - Open vraag


Slide 10 - Open vraag

Welke vraag heb je nog over de PV, het OW of over zinsdelen zetten?

Slide 11 - Woordweb

Slide 12 - Tekstslide

- Grammatica woordsoorten behandelen.



Volgende les

Slide 13 - Tekstslide