YH4-TH4-BS2

BS 1 & 2: Prokaryoten
H
4
Thema 4
Evolutie
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

BS 1 & 2: Prokaryoten
H
4
Thema 4
Evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen Bs1:

  1. Je hebt een algemeen inzicht in het ontstaan van leven op aarde;
  2. Je kunt onderscheid maken in anorganische en organische stoffen;
  3. Je kunt onderscheid maken tussen autotrofe en heterotrofe organismen;
  4. Je kunt willekeurige organismen indelen in domeinen en rijken;
  5. Je kunt organismen indelen a.d.h.v. hun celkenmerken


Slide 2 - Tekstslide

BS1: Zet de taxa in de juiste volgorde. Boven in de grootste en onderin de kleinste.
soort (species)
ondersoort (ras)
geslacht (genus)
familie
orde
klasse
stam
rijk
domein

Slide 3 - Sleepvraag

Lees onderstaande tekst:

Rode kool (Brassica oleracea var. rubra), Witte kool (Brassica oleracea var. alba), Groene kool (Brassica oleracea var. virida) en Zwarte mosterd (Brassica nigra) horen samen met Radijs (Raphanus sativus) tot een grotere groep, de Kruisbloemigen (Cruciferae).

Hoeveel verschillende genera (geslachten) worden er genoemd?
Hoeveel verschillende soorten worden er genoemd?
Lees onderstaande tekst:

Rode kool (Brassica oleracea var. rubra), Witte kool (Brassica oleracea var. alba), Groene kool (Brassica oleracea var. virida) en Zwarte mosterd (Brassica nigra) horen samen met Radijs (Raphanus sativus) tot een grotere groep, de Kruisbloemigen (Cruciferae).
Hoeveel verschillende genera (geslachten) worden er genoemd?
Hoeveel verschillende soorten worden er genoemd?

Slide 4 - Open vraag

Witte kool (Brassica oleracea var. alba) en Groene kool (Brassica oleracea var. virida) zijn soortgenoten.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Maak gebruik van BINAS 94A

Het Mesozoïcum was het tijdperk waarin de dinosauriers de aarde domineerden.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Maak gebruik van BINAS 94A

In het Cambrium ontstonden de eerste landplanten.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoelen
  1. Je kent het onderscheid tussen prokaryoot en eukaryoot
  2. Je kunt een prokaryoot organisme herkennen
  3. Je kent de algemene kenmerken van prokaryoten
  4. Je kent de algemene opbouw van een virus

Slide 8 - Tekstslide

3 domeinen
- bacterien
- archebacterien
- eukaryoten

5 of 6 rijken
- (eu)bacterien
- archebacterien
- protisten 
- planten
- schimmels
- dieren

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de definitie van de term: prokaryoot?

Slide 10 - Open vraag

domein: Archaea
rijk: Archaea

- veel overeenkomsten met bacterien
- extremofiel: leven voornamelijk onder extreme omstandigheden (diep in de zee, bij een geothermische bron, zwavelput etc)
- hoofdzakelijk anaeroob
- primitief

Slide 11 - Tekstslide

domein: Bacteria
rijk: eubacteria

- celonderdelen: BINAS 79A
- veel meer biodiversiteit dan bij Archaea
- ongeslachtelijke voortplanting
- zeer klein
- circulair DNA in 
- geen membraangebonden organellen (Golgi, ER, chloroplasten en mitochondrien
- WEL een celwand en ribosomen

Slide 12 - Tekstslide

Voortplanting bij prokaryoten
ongeslachtelijk
mitotische celdelingen
wel: DNA replicatie
niet: vorming van een spoelfiguur

onder optimale condities zeer hoge delingssnelheid: om de 20 minuten

Slide 13 - Tekstslide

Geef voorbeelden van optimale condities voor snelle bacteriele groei

Slide 14 - Woordweb

Ongeslachtelijke voortplanting leidt tot weinig genetische variatie. Leg dit uit

Slide 15 - Open vraag

De mutatiefrequentie tijdens de DNA-replicatie van het genoom van een bacterie ligt vele malen hoger dan die bij DNA-replicatie van een eukaryoot organisme.
- Geef een nadeel van een hogere mutatiefrequentie
- Geef een voordeel van een hogere mutatiefrequentie

Slide 16 - Open vraag

Snel en handig genetische informatie uitwisselen: plasmiden
Extrachromosomaal
Circulair
Dubbelstrengs
Nuttige genen die snel selectievoordeel opleveren
ZEER nuttig in de bioindustrie

Slide 17 - Tekstslide

Alternatieve wijzen van voortplanting bij bacteriën
Conjugatie
  • uitwisseling van plasmiden tussen soortgenoten
Transformatie (genetische modificatie)
  • opnemen van plasmiden

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Virussen
Domein: -
Rijk: -

Slide 20 - Tekstslide

Virussen zijn niet ingedeeld in een domein en rijk. Om welke reden is dit?

Slide 21 - Open vraag

Globale opbouw van een virus (BINAS 77A en 77B)
nucleïnezuur
- DNA of RNA
- enkel- of dubbelstrengs
eiwitmantel/capside
- spike-eiwitten
-
soms een envelop
- koolhydraten
- eiwitten

Slide 22 - Tekstslide

Virale reproductie: ALTIJD afhankelijk van gastheercel
DNA-virus
retrovirus

Slide 23 - Tekstslide

Bestudeer de afbeelding hiernaast.
Een virus is afhankelijk van een gastheercel voor vermenigvuldiging.
Geef hier een concreet voorbeeld van door een proces te noemen wat het virusdeeltje niet zelf kan en dus moet laten doen door de gastheercel.

Slide 24 - Open vraag

Leerdoelen
  1. Je kent het onderscheid tussen prokaryoot en eukaryoot
  2. Je kunt een prokaryoot organisme herkennen
  3. Je kent de algemene kenmerken van prokaryoten
  4. Je kent de algemene opbouw van een virus

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk
  1. Maak een begrippenlijst van BS 1 en 2
  2. Maak op bvj online de volgende opgaven (BS2): 13 t/m 24

Slide 26 - Tekstslide