Literaire mindmap

Opdracht literaire mindmap
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Opdracht literaire mindmap

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht literaire mindmap:
  • Maak een literaire mindmap . 
  • Op A3 papier 
  • Midden van mindmap: titel boek met tekening die duidelijk aangeeft waar boek over gaat.
  • Zes takken- elke tak een andere kleur.
  • Informatie via deze LessonUp 


Slide 2 - Tekstslide

Inleveren

  • de opdracht voldoet aan alle eisen van de literaire mindmap (zie classroom)
  • voorzie de mindmap ook van je naam
  • zoveel mogelijk beelden en plaatjes en kleur
  • inleveren op school

Slide 3 - Tekstslide

Drie takken links
1.    Schrijver
2. Beoordelingswoorden (minimaal 3 argumenten)
3.    Genre
4.    Vertelperspectief




Zie ook opdracht classroom vak Nederlands
Drie takken rechts
5.    Personages (hoofdpersonen en bijfiguren (helper/tegenstander, karaktereigenschappen, onderlinge relaties)
6.    Tijd (in welk tijd speelt het verhaal? Hoe weet je dat? Chronologie, terugverwijzing, vooruitwijzing, flashbacks, verteltijd, vertelde tijd)
7.    Spanning (op welke manier bouwt de schrijver spanning op?)


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Spanning 
  • Achterhouden van informatie
  • Spelen met tijd/vertragen van tijd
  • Terugverwijzing en vooruitverwijzing
  • Spanningsboog(tijd tussen begin open plek en antwoord)
  • Gedrag hoofdpersoon
  • Verhaalruimte/decor verhaal (setting)- weer/ donker etc.
  • Je moet zelf interpreteren=zelf bepalen wat bedoeling is

Slide 6 - Tekstslide

Eigen mening
Gebruik beoordelingswoorden van blz. 94. Probeer dit ook in beelden te vangen.
Leg het voorbeeld uit met een voorbeeld uit het fragment. (kort en krachtig)

Slide 7 - Tekstslide

Eigen mening
Gebruik beoordelingswoorden van het document 'Beoordelingswoorden klas 2' probeer dit ook in beelden te vangen. Werk ieder beoordelingswoord uit met argumenten.

Leg het voorbeeld uit met een voorbeeld uit het fragment. (kort en krachtig)

Slide 8 - Tekstslide

Personages in verhalen
hoofdpersonen
  • je leest hun gedachten en gevoelens
  • duidelijk karakter
  • veranderen door wat ze meemaken
 bijpersonen
  • je leert ze nauwelijks kennen
  • veranderen tijdens verhaal nauwelijks

In beelden/tekeingen geef jij aan hoe de personen eruit kunnen zien. Met de zijtakken kun je aangeven wat de relaties onderling zijn. (bv: hartjes, bliksem, enz.)

 

Slide 9 - Tekstslide

Personages in verhalen
Hoofdpersonen
  • je leest hun gedachten en gevoelens
  • duidelijk karakter
  • veranderen door wat ze meemaken
 Bijpersonen
  • je leert ze nauwelijks kennen
  • veranderen tijdens verhaal nauwelijks
  • helpers of tegenstanders van de hoofdpersoon?

In beelden/tekeningen geef jij aan hoe de personen eruit kunnen zien. Met de zijtakken kun je aangeven wat de relaties onderling zijn. (bv: hartjes, bliksem, enz.)

 

Slide 10 - Tekstslide

Plaats
  • Een verhaal heeft meestal een plek waar het zich afspeelt. 
  • Plek in het verleden of nu (tijdsbeeld).
  • Plek om sfeer en spanning op te roepen (slecht weer/landschap/nacht).
  • beeld alles uit in zoveel mogelijk beelden en/of tekeningen

Slide 11 - Tekstslide

Plaats
  • Een verhaal heeft meestal een plek waar het zich afspeelt. 
  • Plek in het verleden of nu (tijdsbeeld).
  • Plek om sfeer en spanning op te roepen (slecht weer/landschap/nacht).
  • beeld alles uit in zoveel mogelijk beelden en/of tekeningen

Slide 12 - Tekstslide

Tijd in verhalen
  • chronologisch=van begin tot einde in logische volgorde
  • flashbacks=terugkijken in de tijd
  • flashforwards=vooruitkijken in de tijd
  • Door te spelen met tijd kan een schrijver een verhaal spannender maken.

Bekijk de volgende dia. Daarna komt een kijkersvraag!

Slide 13 - Tekstslide

Tijd in verhalen
  • chronologisch=van begin tot einde in logische volgorde
  • flashbacks=terugkijken in de tijd
  • flashforwards=vooruitkijken in de tijd
  • Door te spelen met tijd kan een schrijver een verhaal spannender maken.

Bekijk de volgende dia. Daarna komt een kijkersvraag!

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Kijkersvraag
In welke tijd speelt het zich af?
Hoe kun je dit in een tekening laten zien?
Waar (plaats) speelt het zich af?
Hoe kun je dit met een tekening laten zien?

Slide 17 - Tekstslide

Kijkersvraag
In welke tijd speelt het zich af?
Hoe kun je dit in een tekening laten zien?
Waar (plaats) speelt het zich af?
Hoe kun je dit met een tekening laten zien?

Slide 18 - Tekstslide

Plot
  • bedenk plaatjes die passen bij het fragment
  • wat gebeurt er in het verhaal en hoe kun je dit in een plaatje vangen?
  • gebruik dus meerdere plaatjes om het verhaal te vertellen

Slide 19 - Tekstslide

Plot
  • bedenk plaatjes die passen bij het fragment
  • wat gebeurt er in het verhaal en hoe kun je dit in een plaatje vangen?
  • gebruik dus meerdere plaatjes om het verhaal te vertellen

Slide 20 - Tekstslide

Hoe maak je een mindmap?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Spanning: hoe zorg je daarvoor?

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag





                                   Aan de slag dan maar!

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht literaire mindmap - Les 2

Slide 25 - Tekstslide

Drie takken links
1.    Schrijver
2. Beoordelingswoorden (minimaal 3 argumenten)
3.    Genre
4.    Vertelperspectief




Zie ook opdracht SomToday>vakken Nederlands
Drie takken rechts
5.    Personages (hoofdpersonen en bijfiguren (helper/tegenstander, karaktereigenschappen, onderlinge relaties)
6.    Tijd (in welk tijd speelt het verhaal? Hoe weet je dat? Chronologie, terugverwijzing, vooruitwijzing, flashbacks, verteltijd, vertelde tijd)
7.    Spanning (op welke manier bouwt de schrijver spanning op?)


Slide 26 - Tekstslide

Drie takken links
1.    Schrijver
2. Beoordelingswoorden (minimaal 3 argumenten)
3.    Genre
4.    Vertelperspectief




Zie ook opdracht SomToday>vakken Nederlands
Vandaag oefenen met drie takken rechts:
5.    Personages (hoofdpersonen en bijfiguren (helper/tegenstander, karaktereigenschappen, onderlinge relaties)
6.    Tijd (in welk tijd speelt het verhaal? Hoe weet je dat? Chronologie, terugverwijzing, vooruitwijzing, flashbacks, verteltijd, vertelde tijd)
7.    Spanning (op welke manier bouwt de schrijver spanning op?)


Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag! Film kijken!
Daarna: theorie & vragen over filmfragment.

Doelen:
- Je oefent met de begrippen voor jouw eigen mindmap.
- Je begrijpt wat de begrippen betekenen.
- Je kunt deze begrippen toepassen op jouw gelezen boek.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

In welke tijd speelt het verhaal zich af? Hoe zie je dat?

Slide 30 - Open vraag

Spanning 
  • Achterhouden van informatie
  • Spelen met tijd/vertragen van tijd
  • Terugverwijzing en vooruitverwijzing
  • Spanningsboog (tijd tussen begin open plek en antwoord)
  • Gedrag hoofdpersoon
  • Verhaalruimte/decor verhaal (setting)- weer/ donker etc.
  • Voorwerpen
  • In een film: achtergrond muziek, ook verhaalruimte/decor, voorwerpen etc.

Slide 31 - Tekstslide

Op welke manieren wordt de spanning in het begin van de film opgebouwd? Noem er minimaal drie.

Slide 32 - Open vraag

Hoofdpersonen, medespelers
Hoofdpersoon: belangrijkste persoon uit het verhaal. Je komt veel over hem/haar/het te weten.

Bijfiguren (medespeler): minder belangrijk dan de hoofdpersoon. Spelen een rol in het leven van de hoofdpersoon. Kunnen helpers/tegenstanders zijn van de hoofdpersoon. Rol kan ook wisselen.

Bijfiguren (figurant:)op de achtergrond aanwezig in het verhaal. Is er ter 'aanvulling'. Je weet amper iets over deze persoon.

Slide 33 - Tekstslide

Wie is de hoofdpersoon van het verhaal?
A
Van Beusekom
B
De Vries
C
Michael
D
Michiel

Slide 34 - Quizvraag

Noem 3 bijfiguren en geef ook in je antwoord aan of het om een helper/tegenstander gaat.

Slide 35 - Open vraag

Is het verhaal chronologisch?
A
Ja
B
Nee

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de vertelde tijd?
A
De tijd die het verhaal praktisch in beslag neemt (aantal blz. minuten)
B
De tijd die in het verhaal verstrijkt

Slide 37 - Quizvraag

Vertelde tijd of vertel tijd
Vertelde tijd = tijd die in het verhaal verstrijkt (bijvoorbeeld 10 jaar, 1 dag, 1 schooljaar, 24 uur).

Vertel tijd = tijd die het verhaal praktisch gezien in beslag neemt (bijvoorbeeld 232 bladzijden, 6 uur en 10 minuten om het verhaal te lezen, 123 minuten bij een speelfilm).

Slide 38 - Tekstslide

Karaktereigenschappen hoofdpersoon

Slide 39 - Tekstslide

Hoe zou je het karakter van Michiel omschrijven? Noem 2 eigenschappen.

Slide 40 - Open vraag

Zou je vrienden kunnen worden met Michiel? Leg uit waarom wel/niet.

Slide 41 - Open vraag

Einde les

Slide 42 - Tekstslide

Opdracht literaire mindmap - Les 3

Slide 43 - Tekstslide

Drie takken links
1.    Schrijver
2. Beoordelingswoorden (minimaal 3 argumenten)
3.    Genre
4.    Vertelperspectief




Zie ook opdracht SomToday>vakken Nederlands
Drie takken rechts
5.    Personages (hoofdpersonen en bijfiguren (helper/tegenstander, karaktereigenschappen, onderlinge relaties)
6.    Tijd (in welk tijd speelt het verhaal? Hoe weet je dat? Chronologie, terugverwijzing, vooruitwijzing, flashbacks, verteltijd, vertelde tijd)
7.    Spanning (op welke manier bouwt de schrijver spanning op?)


Slide 44 - Tekstslide

Wat moet er in je krant komen?
1.    Schrijver: naam, leeftijd, prijzen.
2. Beoordelingswoorden (minimaal 3 argumenten)
3.    Genre
4.    Vertelperspectief




Zie ook opdracht SomToday>vakken Nederlands
Vandaag oefenen met drie takken rechts:
5.    Personages (hoofdpersonen en bijfiguren (helper/tegenstander, karaktereigenschappen, onderlinge relaties)
6.    Tijd (in welk tijd speelt het verhaal? Hoe weet je dat? Chronologie, terugverwijzing, vooruitwijzing, flashbacks, verteltijd, vertelde tijd)
7.    Spanning (op welke manier bouwt de schrijver spanning op?)


Slide 45 - Tekstslide

Schrijver
Wat moet er in de mindmap komen?
  • Naam, leeftijd en literaire prijzen.

Slide 46 - Tekstslide

Aan de slag! Voorbereiding mindmap
Doelen:
- Je oefent met de begrippen voor jouw eigen mindmap.
- Je begrijpt wat de begrippen betekenen.
- Je kunt deze begrippen toepassen op jouw gelezen boek.

Specifiek in deze les:
- Je werkt alvast 3 beoordelingswoorden uit voor je mindmap.
- Je werkt alvast het genre uit voor je mindmap.
- Je denkt na over het perspectief.

Slide 47 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? Ga naar SomToday en download het document over beoordelingswoorden. Maak de opdracht. Je kiest 3 beoordelingswoorden die passen bij je boek en werkt ze uit.
Tijd? 15 minuten.
Hoe? Voor jezelf.
Overleg? Zachtjes met elkaar.

Sla op! Bewaar dit document voor de toets volgende week. Dit heb nodig voor een tak van jouw mindmap.

Slide 48 - Tekstslide

Genre: aan de slag!
Ga naar de website op de volgende slide en bedenk welk genre past bij jouw boek.

Sla het antwoord op (vorige document van beoordelingswoorden). Dit heb je nodig voor een tak van je mindmap.

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Link

Vertelperspectieven
Ik-perspectief
Hij/zij-perspectief
Alwetende verteller
Wisselend perspectief (ik-perspectief EN hij/zij-perspectief wisselen elkaar af)
Welk perspectief is jouw verhaal geschreven? Denk erover na!

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Video

Einde les

Slide 53 - Tekstslide