Kijk op taal-H.5-beeldtaal-samenstelling- afleiding-havo1
Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les weet je functies van beeldtaal te noemen,het verschil tussen samenstellingen en afleidingen en kun je de betekenis van veel voorkomende voor- en achtervoegsels geven.
EVEN EEN TERUGBLIK:
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1
In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les weet je functies van beeldtaal te noemen,het verschil tussen samenstellingen en afleidingen en kun je de betekenis van veel voorkomende voor- en achtervoegsels geven.
EVEN EEN TERUGBLIK:
Slide 1 - Tekstslide
Hoe maak je tegenstellingen? Er zijn drie manieren om een tegenstelling te maken:
1 Je neemt een heel ander woord met een tegengestelde betekenis
Je zet een voorvoegsel
(zoals on-, a-, anti-, il-, im-, de-) voor het woord
Je verandert het voorvoegsel van het woord: behandelen ↔ mishandelen
Slide 2 - Tekstslide
Je hebt niet altijd woorden nodig om iets duidelijk te maken. Soms is een plaatje genoeg, zoals een pictogram of een icoon. Er zijn pictogrammen en iconen voor:
hulp of informatie (Hier vind je een plattegrond van de stad);
een instructie (Zo moet je de dop van de fles schroeven);
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
een verbod (Roken verboden);
• een gebod (Honden in de goot);
• een waarschuwing (Pas op, overstekende eendjes);
• een gevoel (Ik ben verdrietig).
Slide 5 - Tekstslide
Een woord met een voorvoegsel of achtervoegsel noemen we een afleiding, bijvoorbeeld ongezond en leugenaar.
Er zijn afleidingen met een voor- én een achtervoegsel: onleesbaar, antidemocratisch.
Slide 6 - Tekstslide
Veelvoorkomende voor- en achtervoegsels zijn:
a-, af-,de-,
dis-,on-,ont-,
ver-,-aar, -baar,
-er, -ij, -heid,
-ief, -ing, -isch,
-lijk, -loos, -zaam.
BEDENKEN JULLIE NU ZELF EENS EEN WOORD MET EEN ACHTER EN/OF VOORVOEGSEL
Slide 7 - Tekstslide
Een woord dat uit twee of meer aparte woorden bestaat, noemen we een samenstelling, bijvoorbeeld
kaakchirurg (kaak + chirurg),
brugklasmentor (brug + klas + mentor).
Soms staat er -s- of -en- tussen de woorddelen, zoals in bedrijfsarts of hondenogen.
Slide 8 - Tekstslide
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................
Slide 9 - Tekstslide
Nu zelfstandig aan de slag
Wat nu?
Voordat je aan de opdrachten begint, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz. 191