Hoofdstuk 4 (deel 1) - financiën

Welkom 
Economen! 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Welkom 
Economen! 

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 4
Deel 1 - Een eigen bedrijf (financiën)

Slide 2 - Tekstslide

Programma
  • Nabespreken toets H3
  • Uitleg hoofdstuk 4 (deel 1)
Keuze uit: 
  • Huiswerk maken
  • Extra oefenen met rekenwerk: omzet/ afzet/ inkoopwaarde/ bruto winst/ netto winst

Slide 3 - Tekstslide

Wat moet je kennen en kunnen?
  • Weten wat werken in loondienst of als zelfstandige is. 
  • Kunnen berekenen wat de omzet van een bedrijf is.
  • Weten wat de afzet is van een bedrijf
  • Kunnen berekenen wat de bruto winst is van een bedrijf 
  • Kunnen berekenen wat de bedrijfskosten van een bedrijf zijn
  • Kunnen berekenen wat de netto winst van een bedrijf is.

Slide 4 - Tekstslide

Loondienst <-> zelfstandige
  1. In loondienst heb je als werknemer een arbeidsovereenkomst met je werkgever.
    --> Afgesproken loon, recht op vakantiedagen en vakantiegeld. Ook ben je zeker van geld bij werkloosheid, ziekte en arbeidsongeschiktheid
  2. Zelfstandigen hebben hun eigen onderneming. De winst die ze daarmee behalen, is hun inkomen. Een deel van de ondernemers heeft personeel in dienst, de rest is zzp'er (zelfstandig zonder personeel)

Slide 5 - Tekstslide

Bruto en nettowinst
  1. Omzet                     €                                     
  2. Inkoopwaarde     €                   -               
  3. Brutowinst            €                                     
  4. Bedrijfskosten    €                   -                 
  5. Nettowinst            €

ALTIJD zonder BTW, die is voor de overheid!


Slide 6 - Tekstslide

1. Omzet
  • De omzet = het aantal euro dat een bedrijf verdiend (zonder dat de kosten eraf zijn) = opbrengsten
  • De afzet = Het aantal verkochte producten in stuks

Formule omzet = 
Afzet x (de gemiddelde) verkoopprijs per product



Slide 7 - Tekstslide

2. Inkoopwaarde
Inkoopwaarde = De totale prijs waar een bedrijf haar producten voor in koopt.

Formule inkoopwaarde =
Afzet x (gemiddelde) inkoopprijs per product

 

Slide 8 - Tekstslide

3. bruto winst
Brutowinst = de winst die je hebt behaald zonder aftrek van bedrijfskosten.

 Formule brutowinst = 
 Omzet – inkoopwaarde


 

Slide 9 - Tekstslide

4. Bedrijfskosten
Bedrijfskosten = Alle kosten die een bedrijf heeft (vast + variabel) behalve de inkoopwaarde

Formule bedrijfskosten
Alle bedrijfskosten bij elkaar optellen
 

Slide 10 - Tekstslide

5. Netto winst
Nettowinst = De winst die een bedrijf daadwerkelijk heeft gehaald na aftrek van alle kosten

 
Formule nettowinst = 
  1.  Brutowinst – bedrijfskosten 
  2.  Omzet – inkoopwaarde - bedrijfskosten

Slide 11 - Tekstslide

Bruto en nettowinst
  1. Omzet                     €                                     
  2. Inkoopwaarde     €                   -               
  3. Brutowinst            €                                     
  4. Bedrijfskosten    €                   -                 
  5. Nettowinst            €

ALTIJD zonder BTW, die is voor de overheid!


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Oefensom netto en bruto winst
 Van Fictief B.V. dat handelt in mobiele telefoons zijn de volgende gegevens over het jaar 2005 bekend:

  • De afzet bedroeg 1400 stuks.
  • De verkoopprijs bedroeg €125,00 per stuk.
  • De inkoopprijs bedroeg €80,00 per stuk.
  • De bedrijfskosten bedroegen 13% van de omzet.
Bereken de bruto en de nettowinst van fictief B.V.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Denk jij dat het 'nieuwe' Blokker succesvol wordt? Geef een argument voor je mening.

Slide 16 - Open vraag

Wat is juist?
A
omzet - verkoopwaarde = nettowinst
B
omzet - inkoopwaarde = nettowinst
C
omzet - bedrijfskosten = nettowinst
D
omzet - inkoopwaarde = brutowinst

Slide 17 - Quizvraag

Hoe bereken je de netto winst?
A
Omzet - bedrijfskosten
B
bruto winst - bedrijfskosten
C
Omzet - bruto winst
D
omzet - bruto winst - bedrijfskosten

Slide 18 - Quizvraag

Noem nog een voorbeeld van bedrijfskosten.

Slide 19 - Open vraag

Geef een voorbeeld van bedrijfskosten

Slide 20 - Open vraag

Programma
  • Nabespreken toets H3
  • Uitleg hoofdstuk 4 (deel 1)
Keuze uit: 
  • Huiswerk maken hoofdstuk 4.1 ( opdracht 4.1 t/m 4.14)
  • Extra oefenen met rekenwerk: omzet/ afzet/ inkoopwaarde/ bruto winst/ netto winst

Slide 21 - Tekstslide

Wat moet je kennen en kunnen?
  • Weten wat werken in loondienst of als zelfstandige is. 
  • Kunnen berekenen wat de omzet van een bedrijf is.
  • Weten wat de afzet is van een bedrijf
  • Kunnen berekenen wat de bruto winst is van een bedrijf 
  • Kunnen berekenen wat de bedrijfskosten van een bedrijf zijn
  • Kunnen berekenen wat de netto winst van een bedrijf is.

Slide 22 - Tekstslide