Samen maken: opdracht 11, zin 1 t/m 5, blz. 107
Onderstreep de persoonsvorm, zet zinsdeelstrepen en zet wg onder het werkwoordelijk gezegde
1. De moeder van Evi wil nog een boodschap doen
2. Evi moet bij haar kleine broertje blijven
3. Gisteren werd hij twee jaar
4. Hij kan een paar woordjes zeggen
5. Evi laat hem haar barbiepoppen zien