Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
3.7 Grammatica les 3 1BK
3.7 Grammatica
timer
1:00
Werkboek, etui op de hoek van je tafel
Ga rustig zitten.
1 / 19
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
In deze les zitten
19 slides
, met
tekstslides
.
Lesduur is:
35 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
3.7 Grammatica
timer
1:00
Werkboek, etui op de hoek van je tafel
Ga rustig zitten.
Slide 1 - Tekstslide
Toetsen Nederlands periode 3
Kijk- en luistertoets
Spreekvaardigheid (instructiefilmpje)
Leesvaardigheid en woordenschat (H4 & 5)
Slide 2 - Tekstslide
Oefenen met kijken en luisteren
Je krijgt zometeen 2 videofragementen.
1. Kijk en luister je goed.
2. Daarna ga je de vragen maken.
3. Je krijg het fragment daarna nog een keer te zien.
Slide 3 - Tekstslide
Vandaag
- Werkblad van woensdag bespreken
- Verder met grammatica
timer
14:00
Slide 4 - Tekstslide
hoe je het onderwerp (O) in een zin vindt
hoe het lijdend voorwerp (lv) in een zin vindt
3.7 Grammatica
In deze paragraaf leer je:
Slide 5 - Tekstslide
De persoonsvorm (pv)
Is altijd een
werkwoord,
je gebruikt de vraagproef of tijdproef
Het werkwoordelijk gezegde (wg)
De pv + alle andere werkwoorden in de zin
3.7 Grammatica - herhaling
Hoe vind je ook al weer:
Slide 6 - Tekstslide
De pv, het ond, het wg zijn zinsdelen
De zinsdelen zet je tussen zinsdeelstrepen |
Zinsdelen kan je verschuiven in de zin.
Bijvoorbeeld
| De oude man | heeft | op zijn gitaar | gespeeld. |
| Op zijn gitaar | heeft | de oude man | gespeeld. |
3.7 Grammatica - herhaling
Hoe zat het ook al weer met zinsdelen?
Slide 7 - Tekstslide
Het
werkwoordelijke gezegde (wg)
bestaat uit
alle
werkwoorden in de zin.
Het wg bestaat dus uit: de pv + alle andere werkwoorden.
Bijvoorbeeld:
wg wg
| Jesse |
gaat
| zijn huiswerk |maken.|
3.7 Grammatica
Leertekst Onderwerp (O) blz. 172
Slide 8 - Tekstslide
Het
onderwerp (O)
en het werkwoordelijk gezegde (wg) horen bij elkaar.
Je vindt het onderwerp door te vragen :
wie (of wat) + werkwoordelijke gezegde?
Bijvoorbeeld:
wg wg
| Jesse |
gaat
| zijn huiswerk |maken.|
Wie gaat maken? Antwoord Jesse. Jesse is het onderwerp (O)
3.7 Grammatica
Leertekst Onderwerp (O) blz. 172
Slide 9 - Tekstslide
Het
werkwoordelijke gezegde (wg)
bestaat uit
alle
werkwoorden in de zin.
Het wg bestaat dus uit: de pv + alle andere werkwoorden.
Bijvoorbeeld:
O wg wg
| Johan |
gaat
|een nieuw auto | kopen.|
3.7 Grammatica
Leertekst werkwoordelijk gezegde
Slide 10 - Tekstslide
Het
werkwoordelijke gezegde (wg)
bestaat uit
alle
werkwoorden in de zin.
Het wg bestaat dus uit: de pv + alle andere werkwoorden.
Bijvoorbeeld:
O wg wg
| Julia |
wil
| haar huiswerk |maken.|
3.7 Grammatica
Leertekst werkwoordelijk gezegde
Slide 11 - Tekstslide
Samen maken opdracht 2, 3 en 4 blz. 170-171
3.7 Grammatica
Aan de slag
Slide 12 - Tekstslide
1. Onderstreep de persoonsvorm (pv) - zet gelijk tussen zinsdeelstrepen |
2. Zoek het werkwoordelijke gezegde (wg) - zet gelijk tussen zinsdeelstrepen |
3. Zet wg boven de pv en de wg
4. Zoek het onderwerp (O)
5. Zet O boven het onderwerp - zet gelijk tussen zinsdeelstrepen |.
6. Zet de pv, het wg en het onderwerp (o) tussen zinsdeelstrepen
3.7 Grammatica
Opdracht op werkblad
Slide 13 - Tekstslide
Maak opdracht 4 en 5 blz. 241 en 242.
3.7 Grammatica
Aan de slag
Slide 14 - Tekstslide
Na het werkwoordelijk gezegde (wg) en het onderwerp (O) benoem je het
lijdend voorwerp (lv).
Je vindt het lijdend voorwerp door te vragen:
wat(of wie) + wg+O?
Het antwoord hierop is het lijdend voorwerp (lv).
Let op:
niet elke zin heeft een lijdend voorwerp.
Voorbeeld:
Frank heeft met zijn voetbal het grote raam kapot geschoten.
3.7 Grammatica
Leertekst lijdend voorwerp blz. 174
Slide 15 - Tekstslide
Frank heeft met zijn voetbal het raam kapot geschoten.
pv = heeft
wg = heeft geschoten
O = Frank
LV = ?
=> Wat heeft Frank (kapot) geschoten?
=> antwoord: het raam (=lv)
O wg lv wg
Frank
heeft
met zijn voetbal
het raam
kapot
geschoten
.
3.7 Grammatica
Leertekst lijdend voorwerp blz. 174
Slide 16 - Tekstslide
De timmerman timmert een nieuwe kast.
pv = timmert
wg = timmert
O = de timmerman
LV = ?
=> Wat heeft de timmerman getimmerd?
=> antwoord: een nieuwe kast (=lv)
O wg lv
De timmerman
timmert
een nieuwe kast.
3.7 Grammatica
Leertekst lijdend voorwerp blz. 174
Slide 17 - Tekstslide
Maak opdracht 9 en 10 blz. 175.
Je hoeft geen zinsdeelstrepen te zetten!
3.7 Grammatica
aan de slag
Slide 18 - Tekstslide
1.7 Grammatica - tijdproef pv
Stappenplan tijdproef pv
De pv vind je met de tijdproef pv:
Voorbeeld
1
Zet de zin in een andere tijd:
van de tegenwoordige tijd (tt) naar de verleden tijd (vt) of
van de verleden tijd (vt) naar de tegenwoordige tijd (tt).
Op het sportveld
spelen
drie jongens met elkaar.
Tijdproef pv:
Op het speelveld
speelden
drie jongens met elkaar
2
Het woord dat verandert, is de pv.
spelen
is de pv
Slide 19 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
3.7 Spelling les 1 - 1BK
February 2025
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
3.7 Spelling les 1 - 1BK
January 2024
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
3.7 Grammatica les 2 - 1BK
February 2024
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
3.7 Spelling les 1 - 1KGT
January 2024
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
3.7 Grammatica les 3 1KGT
10 hours ago
- Les met
44 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
Les 5 (21 september 2024)
September 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12
3.7 Grammatica les 1 - 1KGT
January 2024
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
3.7 Onderwerp en lijdend voorwerp
November 2024
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1