HAVO 3 par 8.2 groeit de economie

Welvaart uitgedrukt in geld is de
A
welvaart in enge zin
B
welvaart in ruime zin
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welvaart uitgedrukt in geld is de
A
welvaart in enge zin
B
welvaart in ruime zin

Slide 1 - Quizvraag

Wat is het BBP?
A
Bruto Buitenlands product
B
Bruto Binnenlands Product
C
Buiten Binnenlands product
D
Geen van deze

Slide 2 - Quizvraag

In welke productiesector hoort een meubelmaker
A
agrarische
B
industriële
C
dienstverlenende

Slide 3 - Quizvraag

De bakker behoord tot de productieSECTOR:
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 4 - Quizvraag

Om te produceren zijn productiefactoren nodig. Welke productiefactoren zijn er?
A
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Omzet
B
Kennis, Arbeid, Natuur en Omzet
C
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
D
Kennis, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap

Slide 5 - Quizvraag

Koppel de juiste beloning aan de productiefactoren.
Natuur
Arbeid
Kapitaal
Onder-nemer-
schap
SALARIS
RENTE
WINST
PACHT

Slide 6 - Sleepvraag

Om de kunnen produceren heb je de productiefactoren nodig. Machines vallen onder de productiefactor
A
Arbeid
B
Natuur
C
Kapitaal
D
Alle 3 de antwoorden zijn goed

Slide 7 - Quizvraag

Een goede gezondheid is welvaart in
A
ruime zin
B
enge zin

Slide 8 - Quizvraag

Paragraaf 8.2
Groeit de economie

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoel
  • Wat is  groei van de economie? (structuur, conjunctuur)
  • Wat is arbeidsproductiviteit?
  • Wat is structurele en conjuncturele werkloosheid?

Slide 10 - Tekstslide

Lesdoel 1
Wat is de groei in economie?

Slide 11 - Tekstslide

Economische groei 
  • Dat is de groei van het BBP  
  • De gemiddelde groei op lange termijn noemen we trendmatige groei of de trend

Slide 12 - Tekstslide

Economie op lange termijn
Structuur
dan kijk je naar de economie op lange termijn

Hoeveel wordt er in een jaar geproduceerd door bedrijven (aanbodzijde van de economie)

Slide 13 - Tekstslide

Economie op korte termijn
Conjunctuur
dan kijk je naar de economie op korte termijn
(soms gaat het goed en soms minder)

Slide 14 - Tekstslide

Lesdoel 2
arbeidsproductiviteit

Slide 15 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit is de productie per werknemer in een bepaalde tijd.

Bedrijven willen het liefst een zo hoog mogelijke arbeidsproductiviteit.

Arbeidsproductiviteit = totale productie : aantal werknemers

Slide 16 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit kan toenemen door:

  • technologische ontwikkeling (mechanisatie/automatisering)
  • arbeidsverdeling/specialisatie
  • scholing/cursussen
  • betere arbeidsomstandigheden

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Samenvatting
  • wat is groei van de economie (structuur, conjunctuur)
  • wat is structurele en conjuncturele werkloosheid
  • wat is arbeidsproductiviteit

Slide 20 - Tekstslide

Lesdoel 3
structurele en conjuncturele werkloosheid

Slide 21 - Tekstslide

Werkloosheid 
Structurele werkloosheid --> Door verandering in de productie (bijvoorbeeld door robots en machines of onjuiste diploma's).

Conjuncturele werkloosheid
--> Banen die tijdelijk verdwijnen omdat de verkoop van goederen of diensten afneemt (de verkoop is minder bijvoorbeeld horeca tijdens corona)

Slide 22 - Tekstslide