1 #vraag een waarde aan de gebruiker, vorm die om tot een float en schrijf die weg onder de variabele met naam Z.
2 #bereken de omtrek met de variabele z en schrijf de waarde weg onder de variabele met naam omtrek weg.
3 #bereken de oppervlakte met variabele z en schrijf de waarde weg onder de variabele met naam opp weg.
4 #geef de tekst ... weer, gebruik de variabele z
5 #geef de tekst ... weer, gebruik de variabele omtrek maar rond de variabele omtrek af op twee cijfers na de comma.
6 #geef de tekst ... weer, gebruik de variabele opp maar rond de variabele opp af op twee cijfers.