DISK Thema 2 - Les 4

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Eerst even lezen...
timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Deze week
  • DISK Taak 2 en 3: Telefonisch een afspraak maken
  • Woordenschrift: Zinnen maken
  • LessonUp: Oefenen met de woorden

Slide 3 - Tekstslide

Deze week
  • Dinsdag 1e en 2e uur: Kansrijk058 
  • Donderdag 4e uur: Toets thema 2



Slide 4 - Tekstslide

Wat leer ik deze les?

  • Aan het einde van de les kan ik telefonisch een   afspraak maken. 

Slide 5 - Tekstslide

Bellen
Mailen

Slide 6 - Tekstslide

Herhalen

Slide 7 - Tekstslide

Tips bij een telefoongesprek
  • Oefen eerst wat je wilt zeggen.
  • Zeg altijd eerst je voor- en achternaam.
  • Spel je naam goed.
  • Gebruik 'u'.
  • Zeg duidelijk wat je wil.
  • Sluit het gesprek goed af. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Taak 2: opdracht 2
timer
7:30

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Taak 2: opdracht 2
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Pauze
timer
20:00

Slide 13 - Tekstslide

Taak 3: opdracht 1
timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Taak 3 Opdracht 3
Oefen het gesprek met de persoon naast je. 
Probeer niet op je laptop te kijken.

timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Nieuwe woorden leren
  • Ga naar het woordenschrift in DISK.
  • Schrijf de vertaling op de woordenlijst.
  • Maak een zin met het woord.
  • Klik onderaan op 'bewaar' als je klaar bent.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Waar zie je het woord
'uitleggen'?
A
B
C
D

Slide 19 - Quizvraag

Twee mensen praten. Zij hebben een ..........
A
uitleggen
B
spreken
C
gesprek
D
vertellen

Slide 20 - Quizvraag

De jongen praat over het boek.
Hij ...... over zijn boek.
A
vertelt
B
legt uit
C
gesprekt
D
kijkt

Slide 21 - Quizvraag

00:00-06:00
06:00-12:00
12:00-18:00
18:00-24:00/00:00
's middags
's avonds
's nachts
's ochtends

Slide 22 - Sleepvraag

Ik moet ............. naar school en dan ga ik sporten.
A
achter
B
later
C
goed
D
eerst

Slide 23 - Quizvraag

De les begint om 8.30 uur, maar ik ben al om 8.15 uur op school.

Ik ben te ...... op school.
A
te vroeg
B
te laat

Slide 24 - Quizvraag

Maak een zin met het woord 'straks'.

Slide 25 - Open vraag

Maak een zin met het woord 'al'.

Slide 26 - Open vraag

De ...... is 30 september 2024.
A
telefoon
B
dokter
C
datum
D
brief

Slide 27 - Quizvraag


Wie is dit?
A
de dokter
B
de dochter

Slide 28 - Quizvraag

Waar zie je de dokter?
A
B
C
D

Slide 29 - Quizvraag

Waar zie je hier het werkwoord 'moeten'?
A
B
C
D

Slide 30 - Quizvraag

Vul het goed woord in.

Mijn docent wil een ...... voeren met mij.
A
te-laat-briefje
B
gesprek
C
afspraak
D
opdracht

Slide 31 - Quizvraag

Als ik naar school ga is het ......
A
ochtend
B
nacht
C
avond
D
middag

Slide 32 - Quizvraag

Ik zit naast een leerling.
Wij werken ......
A
's avonds
B
nooit
C
samen
D
regel

Slide 33 - Quizvraag


In de klas zit iedereen op zijn eigen ......
A
docent
B
fiets
C
ochtend
D
plaats

Slide 34 - Quizvraag

Wat is een regel in de klas?
timer
2:00

Slide 35 - Open vraag


Ik ga niet nu maar .................. naar de wc.
A
september
B
nooit
C
straks
D
gisteren

Slide 36 - Quizvraag

Gisteren was hij nog ziek. Nu is het weer ......
A
ziek
B
moe
C
slaperig
D
beter

Slide 37 - Quizvraag

Ik wil niet dat je mij helpt.
Ik doe het ......
A
samen
B
ik
C
met z'n tweeën
D
zelf

Slide 38 - Quizvraag

Van mijn ouders moet ik dokter worden.
Ik ...... voetballer worden.
A
moet
B
wil

Slide 39 - Quizvraag


Als je ziek bent ga je naar ......
A
de buren
B
de bakker
C
de docent
D
de dokter

Slide 40 - Quizvraag

We zijn om 14.20 uur klaar op school.
Het is dan ......
A
nacht
B
middag
C
ochtend
D
avond

Slide 41 - Quizvraag

Maak een zin met het woord:
's nachts

Slide 42 - Open vraag

Zet de woorden in een goede zin.
moeten leren veel Jullie

Slide 43 - Open vraag

Hoe noem je een taak die je krijgt?
30
A
een som
B
een plaats
C
een keer
D
een opdracht

Slide 44 - Quizvraag

Ik kom niet naar school vandaag.
Wat is de ......?
A
rest
B
reden
C
maand
D
regel

Slide 45 - Quizvraag

Als je iets niet makkelijk vindt, is het .......
A
sportief
B
moeilijk
C
lekker
D
heerlijk

Slide 46 - Quizvraag

Maak een zin met het woord:
komen
21

Slide 47 - Open vraag

Je bent te laat op school.
Wat is een goede reden?

Slide 48 - Open vraag

En de winnaar is...

Slide 49 - Tekstslide