In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Voorzetsels zijn vaak korte woordjes. Je kent ze misschien als 'kooiwoorden' of 'feestwoorden'.
..... de kooi (in, op, onder, achter, naast)
...... het feest (voor, na, tijdens)
Maar ook woorden zoals met of naar zijn voorzetsels.
Succes