B3 H1.1 ordening

B3 H1.1 organismen indelen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

B3 H1.1 organismen indelen

Slide 1 - Tekstslide

Regels
  • Als ik praat zijn jullie stil

  • Pak je spullen als je op je plek zit

  • wacht op instructie van de docent

  • 3x boeken vergeten is nakomen

Slide 2 - Tekstslide

1.1 Organismen indelen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt de levenskenmerken noemen 
  • Je kunt de groepen waarin organismen zijn ingedeeld noemen
  • je kunt de naam van het organisme vinden met een zoekkaart of determineertabel

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

1.1 Organismen indelen
Wat zijn levenskenmerken?

  • Organisme > levend wezen
    - bacterie, schimmel, plant, dier

  • Zes levenskenmerken:
    - Voeden                                                 - Groeien
    - Ademen                                                - Stoffen afgeven (uitscheiding)
    - Reageren op prikkels (waarnemen)     - Voortplanten
 

Slide 5 - Tekstslide

1.1 Organismen indelen
In welke groepen deel je organismen in?

  • Kenmerk > iets waaraan je een organisme herkent

  • Ordening van organismen in vier rijken
    (aan de hand van de 4 soorten cellen)
    - Plantenrijk > meestal groen                  
    - Dierenrijk
    > meestal goed voortbewegen
    - Schimmelrijk > paddenstoelen of pluizige draden              
    - Bacterierijk > niet met het blote oog zichtbaar



Slide 6 - Tekstslide

1.1 Organismen indelen
Wat? Maken 1.1 – Opdracht 1 t/m 9

Hoe? Blz. 8 t/m 12

Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 7 - Tekstslide

1.1 Organismen indelen
Leerdoel(en) van deze les:


  • Je kunt de naam van organismen opzoeken met een zoekkaart of determineertabel

Slide 8 - Tekstslide

1.1 Organismen indelen
Hoe deel je het dierenrijk in? (8 groepen)

  1. Eencellige dieren (bestaan uit één cel, leven in water, bijv. pantoffeldiertje)
  2. Sponzen (skelet van naalden, leven in zee op de bodem, bijv. buisspons)
  3. Holtedieren (geen skelet, tentakels, leven in zee, bijv. kwallen)
  4. Stekelhuidigen (knobbels of stekels op huid, leven in zee, bijv. zeester)
  5. Wormen (geen skelet, lichaam lang en dun, bijv. regenworm)
  6. Weekdieren (zacht lichaam, vaak huisje of schelp, bijv. slak of mossel)
  7. Geleedpotigen (exoskelet, lijf en poten bestaan uit meerdere delen, bijv. spin
  8. Gewervelde dieren (inwendig skelet met wervelkolom, bijv. koe)

Slide 9 - Tekstslide

1.1 Organismen indelen
Indelen gewervelden; 5 groepen

  1. Vissen
  2. Amfibieën
  3. Reptielen
  4. Vogels
  5. Zoogdieren 

Slide 10 - Tekstslide

1.1 Organismen indelen
Hoe zoek je de naam van een organisme op?


  • Determineren > Opzoeken van een naam, indelen van organisme
    - Bestudeer de kenmerken > iets waaraan je een organisme herkent
    - Bijv. vorm lichaam, soort huid, aantal poten, etc.
    - Zoekkaart> door vragen te beantwoorden bij een organisme uitkomen
    - Flora voor planten





Slide 11 - Tekstslide

determineertabel

Slide 12 - Tekstslide

zoekkaart

Slide 13 - Tekstslide

1.1 Organismen indelen
Wat? Maken 1.1 – Opdracht 10 t/m 16

Hoe? Blz. 15 t/m 18

Klaar? begrippenlijst (dikgedrukte woorden) met uitleg maken (lijst)

Slide 14 - Tekstslide