9.3 Ademspieren en volumes

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop + Binas pakken
Ga in deze Lesson-Up
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop + Binas pakken
Ga in deze Lesson-Up

Slide 1 - Tekstslide

Benoem de vier factoren uit de wet van Fick die invloed hebben op de diffusiesnelheid (n)

Slide 2 - Open vraag

Geef een verklaring voor de benauwdheid van een CF-patiënt aan de hand van een verandering van één van de factoren van de wet van Fick die invloed hebben op de uitwisseling van gassen.

Slide 3 - Open vraag

Pipi heeft een dochtertje van één jaar, Kiki. De huisarts vertelt Irene dat een kind met mazelen hoge koorts kan krijgen en een grotere kans heeft op bacteriële infecties, zoals ontstekingen van de bronchiolen. Dit komt doordat het mazelenvirus de beschermende werking van het dekweefsel van de luchtwegen vermindert.

Noteer een beschermende eigenschap van het dekweefsel van de luchtwegen (slijmcellen/tril haarcellen). Licht toe hoe deze eigenschap beschermt tegen een bacteriële infectie.

Slide 4 - Open vraag

Doel
Je kunt uitleggen hoe de ademhalingsfrequentie gereguleerd wordt


Slide 5 - Tekstslide

Ademhaling regelen
  1. Via koolstofdioxidezintuigcellen in halsslagader + aorta
  2. Impulsen naar ademcentrum in hersenen
  3. Hersenen sturen signalen naar tussenribspieren en middenrifspieren

Slide 6 - Tekstslide

Ademprikkel (onbewust)
Het ademcentrum reageert op impulsen afkomstig van hersencentra en 
chemoreceptoren in de aortaboog:
  • lage pH bloed
  • hoge CO2 concentratie bloed
  • zeer lage O2 concentratie bloed
  • Hormonen: adrenaline (Binas 89A)


ademfrequentie en ademvolume moeten omhoog

Slide 7 - Tekstslide

In welke soort bloedvaten liggen de zintuigcellen die de ademhaling regularen?
A
Slagaders
B
Aders
C
Haarvaten

Slide 8 - Quizvraag

Hyperventilatie


Oorzaak
Te snel of te diep ademhalen, door stress of paniekaanval

Gevolgen:
Intensieve gaswisseling
zuurstof gehalte in bloed blijft gelijk, maar te weinig koolstofdioxide in bloed

Te kort koolstofdioxide in het bloed
Bloed wordt zuurder --> Tintelingen in vingers/handen/lippen, pijn en druk op de borst, duizeligheid
Hersenen geven weinig signalen aan ademhalingsspieren --> ernstige benauwdheid

Oplossing:
Rustige ademhaling: even de adem inhouden en uitblazen (Patiënt afleiden van het probleem)

Slide 9 - Tekstslide

Doelen
  • Je weet welke spieren betrokken zijn bij een normale in
    - of uitademing. Je weet welke spieren extra
    ingezet worden bij diepe inademing of hoesten. 

Slide 10 - Tekstslide

In- en uitademen

Slide 11 - Tekstslide

Borstademhaling 
Inademen:
- borst en ribben omhoog
- borstholte wordt groter 
- longen worden groter
- lucht stroomt naar binnen

Uitademen:
- borst en ribben omlaag
- borstholte wordt kleiner
- longen worden kleiner
- lucht stroomt naar buiten

Slide 12 - Tekstslide

Buikademhaling 
Inademen:
- middenrif omlaag
- borstholte wordt groter 
- longen worden groter
- lucht stroomt naar binnen

Uitademen:
- middenrif omhoog
- borstholte wordt kleiner
- longen worden kleiner
- lucht stroomt naar buiten

Slide 13 - Tekstslide

Tussenribspieren borstademhaling
Alleen bij inademen zijn de buitenste tussenribspieren actief

Alleen bij heel zwaar uitademen gebruik je de binnenste tussenribspieren


Bij heel zwaar inademen zijn je halsspieren ook nog actief

Slide 14 - Tekstslide

Leg in eigen woorden uit welke spieren extra ingezet worden bij diepe inademing of hoesten.

Slide 15 - Open vraag

Welke adembewegingen kosten in deze houding meer energie dan wanneer zij normaal rechtop staat en even snel ademt?
Kies uit borst- of buikademhaling

Slide 16 - Open vraag

Doelen
  • Je kunt  diagrammen met betrekking tot ademvolume
    aflezen. Je weet wat de dode ruimte is

Slide 17 - Tekstslide

Binas tabel 83B+C Respirogram

Slide 18 - Tekstslide

Hoeveel is de vitale capaciteit (ongeveer) van de
proefpersoon uit het diagram in 83B?
A
5L
B
3,5L
C
6L
D
0,5L

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Welke waarde is of welke waarden zijn bij een klaplong verminderd?

Slide 21 - Open vraag

Huiswerk
Maak de opdrachten van 9.3

Slide 22 - Tekstslide