Woordenschat - Achtervoegsels

Voorvoegsel

Er zijn woorden met een stukje ervóór, 
dat is een voorvoegsel.

Dus:
onaardig betekent niet aardig
Bijvoorbeeld: het stukje on- betekent niet.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Voorvoegsel

Er zijn woorden met een stukje ervóór, 
dat is een voorvoegsel.

Dus:
onaardig betekent niet aardig
Bijvoorbeeld: het stukje on- betekent niet.

Slide 1 - Tekstslide

Achtervoegsel

Er zijn woorden met een stukje erachter,
dat is een achtervoegsel.

Bijvoorbeeld: het stukje -loos betekent zonder.
Dus:
geluidloos betekent zonder geluid

Slide 2 - Tekstslide

Achtervoegsel
Sommige woorden eindigen met een achtervoegsel. Je kunt de betekenis van een achtervoegsel vaak zelf raden.  

Mijn broer is een beoefenaar van taekwondo.

Beoefen+aar=iemand die taekwondo beoefent.

Slide 3 - Tekstslide

Betekenis

Door een achtervoegsel verandert de betekenis van een woord.

Kijk dus altijd goed in de zin wat er precies bedoeld wordt.



Het einde van de film is prachtig.

Mijn ouders kunnen eindeloos doorzeuren over mijn punt.


Slide 4 - Tekstslide

Achtervoegsel
Veelvoorkomende achtervoegsels:
-aard, -isch, -ing, -ig, -sel, -loos, -vol, -lijk, -aar, -lijk, -heid, -teit, -baar, -atie.

Slide 5 - Tekstslide

Kies een passend voor- of achtervoegsel.

Ik weet niet wat er staat, je schrijft zo ___duidelijk.
A
lijk
B
in
C
heid
D
on

Slide 6 - Quizvraag

Kies een passend voor- of achtervoegsel.

Ik zit me mate___ te irriteren.
A
lijk
B
her
C
loos
D
on

Slide 7 - Quizvraag

Kies een passend voor- of achtervoegsel.

Je kunt wel zien dat de verliefd___ Bas te pakken heeft.
A
lijk
B
in
C
heid
D
ig

Slide 8 - Quizvraag

Kies een passend voor- of achtervoegsel.

Kom van dat dak af! Doe niet zo gevaar___.
A
lijk
B
in
C
heid
D
ig

Slide 9 - Quizvraag

Een voorbeeld van achtervoegsels zijn:
A
ongevaarlijk
B
monoloog
C
wantrouwen
D
computer

Slide 10 - Quizvraag

Waar zie je een achtervoegsel?
A
natuur
B
beweegbaar
C
achterhalen
D
mislukt

Slide 11 - Quizvraag

Welke van deze is een achtervoegsel?
A
Aardig
B
Ondiep

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een woord met een achtervoegsel?
A
fietstocht
B
smaakvol

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord heeft een achtervoegsel?
A
stoplicht
B
ongewoon
C
hopeloos
D
bewoond

Slide 14 - Quizvraag

Bedenk een woord met het achtervoegsel -lijk

Slide 15 - Open vraag

Bedenk een woord met het achtervoegsel -baar

Slide 16 - Open vraag

Bedenk een woord met het achtervoegsel -loos

Slide 17 - Open vraag