10.2 Verteringstelsel

3.2 Verteringsstelsel
Voorkennisvraag:
1. Door welk van deze organen van het verteringsstelsel loopt geen voedsel, maar spelen wel een belangrijke rol in het verteringsproces?
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

3.2 Verteringsstelsel
Voorkennisvraag:
1. Door welk van deze organen van het verteringsstelsel loopt geen voedsel, maar spelen wel een belangrijke rol in het verteringsproces?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 3.2 

- Je moet de organen van het verteringsstelsel kunnen noemen met hun functies en kenmerken

- Je moet de verteringssappen kunnen noemen met hun functies
! meeste staat in Binas 82 C, E, F. 

Slide 2 - Tekstslide

Het darmkanaal
Mechanische vertering:
Het samentrekken van de kringspieren zorgt ervoor dat de voedselbrij gekneed wordt en goed gemengd wordt met verteringsap

Chemische vertering:
In de verteringssappen zitten enzymen die de voedingsstoffen in de voedselbrij afbreken in hun monomeren. Dit proces noem je de chemische vertering. 

Darmperistaltiek
Door afwisselend samentrekken van kring- en lengtespieren wordt de voedselbrij richting de anus vervoerd. Het voedsel kan hierdoor maar 1 richting op. 

Slide 3 - Tekstslide

Lezen blz. 110-111
Tekstbegripsvragen:
1. Wat gebeurd er tijdens de vertering van voedsel? 
2. Wat gebeurd er met de verteringsproducten?
3. Hoe zorgt het lichaam ervoor dat de voedselbrij van mond naar anus wordt getransporteerd?
4. Wat is chemische vertering?
5. Welke functies heeft speeksel?
6. Welke functies heeft maagsap?

timer
4:00

Slide 4 - Tekstslide

Vertering begint in de mond
  • mechanische vertering = kauwen zorgt ervoor dat oppervlakte van voedselbrij groter wordt = snellere vertering.
  • Speeksel bevat amylase = enzym dat zetmeel (amylose) kan afbreken
  • Speeksel bevat eiwitten die sommige bacteriën en schimmels kan doden

Slide 5 - Tekstslide

Oppervlaktevergroting
belangrijk concept, komt op 3 verschillende manieren
terug bij vertering

Slide 6 - Tekstslide

Slikreflex
Als je slikt:
* Huig sluit de neusholte af
* Strotklep sluit de luchtpijp af

Slide 7 - Tekstslide

Peristaltiek
Lengtespieren & kringspieren 

zie Binas 82C

Slide 8 - Tekstslide

Maagporties = Kringspier  
(net zoals anus)
 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Leversap = gal
Lever maakt gal

GALzouten emulgeert:
grote vetdruppels tot kleine vetdruppels

-->
hierdoor groter oppervlak 
-->

LIPASE verteert:
vetmoleculen tot glycerol en 3 vetzuren
Bevat:
- Geen enzymen! 
- Wel afbraakproduct rode bloedcellen (billirubine) en cholesterol. 

Slide 11 - Tekstslide

Vertering bij dieren: intracellulair (in de cellen) of extracellulair (buiten de cellen)? 
  • Intracellulair: fagocytose, voedings-vacuole, lysosomen 
  • Extracellulair: secretie van blaasjes met verteringsenzymen 

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag met de leerdoelen
Maak opdrachten 11 t/m 16

Slide 13 - Tekstslide

Mondholte - gebit
Nodig voor het fijnmalen van je voedsel.
Gebit is aangepast aan dieet
Fijnmalen is nodig zodat enzymen beter je voedsel kunnen afbreken.

Mechanische vertering




 

Slide 14 - Tekstslide

Gebit - oppervlaktevergroting

Slide 15 - Tekstslide

Mondholte
Speekselklieren maken speeksel (BINAS 82F):
Slijm: vergemakkelijkt het slikken
Amylase: breekt zetmeel (amylose) af
Eiwitten die veel mondbacteriën en schimmels doden


Slide 16 - Tekstslide

Slikken
Strottenklepje voorkomt voedsel in je luchtpijp

Slide 17 - Tekstslide

Peristaltiek
                                                                                                                   Langs de hele                                                                                                                                    route (slokdarm,                                                                                                                             maag, darmen)                                                                                                                                 zorgen lengte-  en                                                                                                                          kringspieren                                                                                                                                      ervoor dat het  
                                                                                                                   voedsel de goede kant op beweegt. Ballaststoffen (voedingsvezels) helpen hierbij.

Slide 18 - Tekstslide

Maag
Maagsapklieren maken maagsap (BINAS82F):
Zoutzuur: lage pH. Doodt bacteriën
Pesinogeen (inactief enzym), bij lage pH wordt hieruit peptase/ pepsine gevormd: enzym breekt eiwitten af tot polypeptiden
Slijm: beschermt de maagwand tegen het zuur én tegen de werking van peptase

Slide 19 - Tekstslide

Exocriene klier (opening naar buiten)

Slide 20 - Tekstslide

Maag
Maagportier: kringspier naar de darmen.

Sluit als de zuurgraad in de 12 vingerige darm te hoog wordt (te zuur), opent weer als de zuurgraad gedaald is: regelt op die manier dat er steeds een klein stukje voedsel de maag verlaat.

Slide 21 - Tekstslide

12 vingerige darm (eerste deel dunne darm)

Afvoergang van galblaas (galbuis)
In de lever wordt gal gemaakt en dit wordt in de galblaas opgeslagen (via de galgang).

Gal emulgeert vetten


Slide 22 - Tekstslide

Emulgeren
EMULGEREN IS NIET VERTEREN!!!!!!

Slide 23 - Tekstslide

12 vingerige darm (eerste deel dunne darm)

Afvoergang van alvleesklier

In de alvleesklier wordt 
alvleessap gemaakt:
Enzymen amylase (amylose), tryptase (eiwitten) en lipase (vetten), HCO3-



Slide 24 - Tekstslide

Dunne darm
Darmsapklieren maken darmsap:
Enzymen die koolhydraten, vetten, eiwitten, DNA en RNA afbreken.


Hierna is de vertering klaar!
Nu nog opnemen in het bloed…..



Slide 25 - Tekstslide

Dunne darm

Slide 26 - Tekstslide

Resorptie
Opname van voedingsstoffen en water in het bloed

Vraag: hoeveel celmembranen moet een voedingsstof passeren voordat het in het bloed komt?

Voedingsstoffen: met name in de dunne darm
Water: met name in de dikke darm



Slide 27 - Tekstslide

Dikke darm
  • Opname van water
  • Woonplaats van darmflora
Bacteriën die cellulose kunnen verteren maken glucose: dit wordt ook nog in de dikke darm geresorbeerd.


Tussen dunne en dikke darm: blinde darm (bacterie-opslag) met appendix (afweer)



Slide 28 - Tekstslide

Blinde darm

Slide 29 - Tekstslide

Darmflora
Goede bacterien in de dikke darm.
  • verteren onverteerbare plantaardige stoffen
  • Voorkomen vestiging van slechte bacterien

Blinde darm: ' opslag ' van je darmflora

Darmflora van moeder -> kind tijdens geboorte

Slide 30 - Tekstslide

Darmflora
Probiotica: voedingsmiddelen met goede bacterien die (deels) het verteringsstelsel overleven
Prebiotica: voedingsmiddelen die dienen als voedsel voor de darmflora.

Door je voeding kun je de samenstelling van je darmflora veranderen/ verbeteren.

Slide 31 - Tekstslide

Endeldarm en anus
  • Endeldarm is de opslag van uitwerpselen, als deze vol is volgt ontslasting
  • Anus is de kringspier aan het einde van het darmkanaal, deze sluit de endeldarm af

Slide 32 - Tekstslide