28 box 1 box 2 en inleiding box 3

§4.3 Inkomstenbelasting in box 1, box 2 en box 3
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Wft BasisMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 135 min

Onderdelen in deze les

§4.3 Inkomstenbelasting in box 1, box 2 en box 3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep het begrip naar de juiste box
Box 1
Box 2
Box 3
Winst uit onderneming
Loonbelasting
Hypotheekrente
Uitkering
Pensioen
Groot aandeel houder
Spaargeld
Dividend uitkering

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.5 Box 1: inkomen uit werk en woning
Inkomsten uit/i.v.m. werk:
  • Winst uit onderneming
  • Loon uit dienstbetrekking
  • Inkomsten (resultaat)
     overige werkzaamheden
  • Periodieke uitkeringen en verstrekkingen

Inkomsten uit woning:
  • Eigen woning forfait (Op basis van Waarde
    Economisch Verkeer!!!!!) 
Aftrekposten:
  • Hypotheekrente/kosten i.v.m. lening eigen woning
  • Reisaftrek openbaar vervoer
  • Aftrekbare kosten eigen woning
  • Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
  • Alimentatie en onderhoudsverplichtingen
  • Specifieke zorgkosten
  • Giften 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mag je de hypotheekrente aftrek toepassen op een tweede woning?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot en met
Hoger dan

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voer je antwoord in

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Box 2 Winst uit aanmerkelijk belang
Terugblik en verdieping 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer heb je een aanmerkelijk belang?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een aanmerkelijk belang?
"van een aanmerkelijk belang is sprake als je ten minste 5% van de aandelen in een besloten vennootschap (bv) of een naamloze vennootschap (nv) bezit, of een optie daarop hebt.

Ook bij een belang van meer van 5% in een coöperatie spreken we van een aanmerkelijk belang"

Inkomsten zijn: - dividend en winstuitkeringen
- winst verkregen uit de overdracht VAN een aanmerkelijk belang

Wat valt dan onder aanmerkelijk belang?
Belasting betalen over:

1. Als je aandelen, winstbewijzen of opties hebt in een bedrijf dan kan dat dus inkomen opleveren. Bij aandelen noemen we dit dividend en bij winstbewijzen winstuitkering.
2. Als je aandelen, winstbewijzen of opties hebt in een bedrijf dan kan dat verkoopwinst opleveren. Dit noemen we vervreemdingsvoordeel = verkoopprijs -/- aankoopprijs


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel belasting?
2024 twee schijven
€ 0 t/m € 67.000 -> 24,5%
> €67.000 -> 33%


2021,2022, 2023 vast tarief van 26,90% 
Een vast percentage noemen we een proportioneel tarief.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een aanmerkelijk belang?
Het maakt niet uit of iemand alleen een aanmerkelijk belang van minimaal 5% heeft of samen met zijn partner.

Als de ene partner 3% en de andere partner 2% van de aandelen in dezelfde bv heeft, geldt voor beide partners dat ze een aanmerkelijk belang hebben.

Herhaling
Wanneer ben je fiscaal partners?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

AWR

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BW

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wet IB 2001
art 1.2 lid 1 wet IB 2001

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fiscaal Partnerschap
- Gehuwden
-  Samenwonend en notarieel samenlevingscontract
- Geregistreerd partnerschap 
- Samenwonend en samen een kind
- Samenwonend en partners bij het pensioenfonds
- Samenwonend en beiden eigenaar van een eigen woning
 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Fiscaal Partnerschap
Voordeel:
aftrekposten onderling verdelen bij partner met hoogste inkomen
heffingsvrij vermogen vrij verdelen
erfbelasting hogere vrijstelling

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Fiscaal Partnerschap
Nadeel:
Voor de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden budget wordt het inkomen van de fiscale partners bij elkaar opgeteld tot een gezamenlijk inkomen. 
Hoger gezamenlijk inkomen --> lagere toeslag

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Box 3: Inkomsten uit sparen en beleggen - inleiding

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer vermogensrendementsheffing?
Vaak hebben mensen naast hun vermogen in box 1 en box 2 nog meer vermogen, zoals spaargeld of beleggingen.

Op spaargeld ontvang je rente en uit je beleggingen kun je winst en dividend krijgen.
De rente, winst en dividend wordt als inkomen gezien en dus moet je belasting betalen.

Maar!!!!!!!!
Vermogensrendementsheffing => inkomstenbelasting over de fictieve inkomsten uit het vermogen!


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Forfaitair rendement
Forfaitair = fictief, verzonnen, verondersteld

De belastingdienst kijkt niet naar je werkelijke ontvangen rente of dividend maar
veronderstelt dat je een percentage rendement hebt gekregen (forfaitair rendement) 


Belastingtarief in box 3 = 31% (2024 36%) en is proportioneel. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel belasting moet je betalen?
Er is een vrijstelling. Niet over elke € dat je aan vermogen hebt, hoef je belasting te betalen.
 Dit noemen we het heffingsvrij vermogen (57.000 voor 2024) en alleen over het bedrag dat daarboven komt betaal je belasting.






 Daarom: belangrijk te weten wie / wat fiscaal partners zijn!!!

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het begrip vermogen
Vermogen =>
Het saldo van bezittingen en schulden van de belastingplichtige op 1 januari van het belastingjaar.
Vermogen = bezittingen -/- schulden 
Let op: dit is het totale vermogen.

Voor box 3: 
Totaal vermogen -/- vermogen box 1 en box 2 = vermogen box 3 






Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het begrip vermogen in box 3
Vermogen:
spaargeld, aandelen, obligaties, tweede woning, verdere woningen
verzameling schilderijen en of beelden als belegging (geen privé gebruik)
belegging in een verzameling oude auto's (niet voor dagelijks gebruik)
verzameling oude munten of postzegels, uitgeleend geld, goud en zilver in baren, contant geld.

! ook vermogen in het buitenland




Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vrijgestelde bezittingen in box 3
Vrijgestelde bezittingen:
Groensparen of groenbeleggen, uitvaartverzekeringen, gebruiksgoederen zoals een auto.





Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schulddrempel box 3 
Je mag schulden alleen aftrekken voor het meerdere boven een bepaald bedrag 

=

Je mag schulden alleen aftrekken voor het meerdere boven de schulddrempel
(€3
.700 per persoon 2024)

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvattend:  Box 3 
1.
bezittingen box 3 
-/-   vrijgestelde bezittingen
 -/-  (schulden box 3 -/- schulddrempel) 
= rendementsgrondslag 

2.
rendementsgrondslag
-/- heffingsvrij vermogen
 = grondslag sparen en beleggen
let op: saldo bezittingen en schulden per 1/1

3.
forfaitair rendement 2024
+ banktegoeden *  1,03%
+ beleggingen en andere bezittingen *  6,04%
-/- schulden *  2,47%
= belastbaar rendement (€)

In € berekenen











4.
grondslag sparen en beleggen / rendementsgrondslag *100%

= aandeel (%)
Afronden op twee decimalen

5.
belastbaar rendement (€) * aandeel(%)
voordeel uit sparen en beleggen (€)

6.
voordeel uit sparen en beleggen (€) * tarief box 3 (%) = 
belasting box 3

Totaal dus incl. stappen 3 t/m 6 volgen nog 


Maak een screenshot van deze pagina

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van Niek Stok (alleenstaand) zijn de volgende gegevens bekend per 1/1/2024

Saldo spaarrekening €150.000
Waarde beleggingen € 19.000
Heffingsvrij vermogen per persoon €50.000

Bereken de grondslag sparen en beleggen

Slide 33 - Open vraag

= 150.000 + 19.000 -/- 50.000 = 119.000
Vraag
Van Erik en Nicole (gehuwd) zijn de volgende gegevens bekend per 1/1/2024

Saldo spaarrekening €160.000
Waarde beleggingen € 39.000
Persoonlijke lening €22.000,00
 Groensparen €40.000

Heffingsvrij vermogen per persoon €57.000, Schulddrempel €3.700 per persoon

Bereken de grondslag sparen en beleggen

Volgende slide antwoord invoeren

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van Erik en Nicole (gehuwd) zijn de volgende gegevens bekend per 1/1/2024
Saldo spaarrekening €160.000, Waarde beleggingen € 39.000, Persoonlijke lening €22.000,00, Groensparen €40.000
Heffingsvrij vermogen per persoon €57.000, Schulddrempel €3.700 per persoon

Bereken de grondslag sparen en beleggen

Slide 35 - Open vraag

= 160.000 + €39.000 + €40.000 = 239.000 
-/- 40.000 = 199.000 

-/- (22.000 - 2*3.700)

= 184.400 rendementsgrondslag

184.400
-/-  (2*€57.000)
 70.400 grondslag sparen en beleggen

Groensparen = vrijgesteld in box 3
Niets mee doen dus
Vraag

Van Erik en Nicole (gehuwd) zijn de volgende gegevens bekend per 1/1/2024

Saldo spaarrekening €160.000
Waarde beleggingen € 39.000
Persoonlijke lening €22.000,00
 Groensparen €40.000

Heffingsvrij vermogen per persoon €57.000, Schulddrempel €3.700 per persoon

Bereken de grondslag sparen en beleggen

Antwoord

160.000 + €39.000 + €40.000 = 239.000
-/- 40.000 = 199.000
-/- (22.000 - 2*3.700)
= 184.400 rendementsgrondslag

184.400
-/- (2*€57.000)
 70.400 grondslag sparen en beleggen

Groensparen = vrijgesteld in box 3
Niets mee doen dus




Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies