wk 44: les 2

Vrijdag 5 november - G2b
  • 10 minuten stillezen
  • Vragen over het huiswerk van gisteren?
  •  Werkwoordspelling: samengestelde zinnen
  • Volgende les: D-toets!
  • Aan de slag!



timer
10:00
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vrijdag 5 november - G2b
  • 10 minuten stillezen
  • Vragen over het huiswerk van gisteren?
  •  Werkwoordspelling: samengestelde zinnen
  • Volgende les: D-toets!
  • Aan de slag!



timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les heb je...
...de regels van werkwoordspelling herhaald.
...geleerd wat een samengestelde zin is.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les ga je...
...de regels van werkwoordspelling herhalen.

Slide 3 - Tekstslide

5 werkwoordsvormen
  • Persoonsvorm (tegenwoordige tijd en verleden tijd)
  • Infinitief
  • Voltooid deelwoord
  • Onvoltooid deelwoord
  • (voltooid deelwoord als) bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Tekstslide

Samen oefenen
De (redden) drenkelingen werden naar het ziekenhuis gebracht.

  • Samengesteld of enkelvoudige zin?
  • Pv ja/nee?
  • Werkwoordsvorm?
  • Juiste schrijfwijze?

Slide 5 - Tekstslide

Samen oefenen
Kun je je spullen snel (inpakken), zodat we snel kunnen vertrekken?

  • Samengesteld of enkelvoudige zin?
  • Pv ja/nee?
  • Werkwoordsvorm?
  • Juiste schrijfwijze?

Slide 6 - Tekstslide

Weet je nog? Beantwoord onderstaande vraag.

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? Er zijn meer antwoorden mogelijk.

Slide 7 - Open vraag

Weet je nog? Beantwoord onderstaande vraag.

Wat is een samengestelde zin?

Slide 8 - Open vraag

Weet je nog? Beantwoord onderstaande vraag.

Hoe weet je of je te maken hebt met een samengestelde zin of een enkelvoudige zin?

Slide 9 - Open vraag

Weet je nog? Beantwoord onderstaande vraag.

Enkelvoudig of samengesteld?
Ik ga zwemmen in Bacardi Lemon.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 10 - Quizvraag

Weet je nog? Beantwoord onderstaande vraag.

Enkelvoudig of samengesteld?
Als je nu niet doorloopt, krijg je een knal.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 11 - Quizvraag

Weet je nog? Beantwoord onderstaande vraag.

Enkelvoudig of samengesteld?
Ik zou wel willen komen, echter heb ik geen tijd.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 12 - Quizvraag

Maak zelf een zin met het voegwoord 'want'.

Slide 13 - Open vraag

Maak zelf een samengestelde zin zin met 'lezen' en 'schrijven' als persoonsvormen.

Slide 14 - Open vraag

Maak zelf een enkelvoudige zin, zonder onderwerp.

Slide 15 - Open vraag

Maak zelf een zin met het voegwoord 'of'.

Slide 16 - Open vraag

Op Niveau
Ga naar het boek 'Op Niveau'
Ga naar blz. 85-87
Maak opdr. 1 + 4
Vul je antwoorden in op de volgende slide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Op Niveau blz. 85, opdr. 1 (1-8)
1. 5.
2. 6.
3. 7.
4. 8

Slide 19 - Open vraag

Op Niveau blz. 87, opdr. 4 (1-8)
1. 5.
2. 6.
3. 7.
4. 8

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Einde van deze les
Je mag nu verder lezen in je boek of werken aan je pitch.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Op welke manier leidt de schrijver de tekst in?
A
anekdote
B
vraag stellen
C
aanleiding
D
onderwerp aankondigen

Slide 24 - Quizvraag

Uit hoeveel alinea's bestaat deze tekst?

Slide 25 - Open vraag

Is de laatste alinea een goede slotalinea?

Slide 26 - Open vraag

Wat is het deelonderwerp van alinea 3?
A
Chapter 3
B
nieuw eiland
C
racebaan
D
winnaars

Slide 27 - Quizvraag

Waar verwijst 'daar' (alinea 3) naar?

Slide 28 - Open vraag

Waar verwijst 'ze' (alinea 5) naar?

Slide 29 - Open vraag

Wat is het deelonderwerp van de alinea onder het tussenkopje 'Winnaars verdienen een kroon'?
A
Kroon
B
Bonuspunten verdienen
C
Spelers die hoog eindigen verdienen een kroon
D
Kroon voor winnaars

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van de hele tekst?
A
Fortnite brengt Chapter 3 uit
B
Chapter 3 van Fortnite
C
Fortnite brengt Chapter 3 uit: nieuw eiland, een overwinningskroon en slingeren
D
NU.nl

Slide 31 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
A
opiniëren
B
overtuigen
C
activeren
D
informeren

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de tekstsoort?
A
uiteenzetting
B
gedicht
C
nieuwsbericht
D
column

Slide 33 - Quizvraag

Welke manier van inleiden is hier gebruikt?

(klik op de afbeelding)
A
een of meerdere vragen stellen
B
anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
onderwerp aankondigen
D
aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 34 - Quizvraag

Welke manier van inleiden is hier gebruikt?

"Bestaan draken? Kan je die zoeken? Verdien je daar geld mee? Al die vragen kan ik met ja beantwoorden.."
A
een of meerdere vragen stellen
B
anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
onderwerp aankondigen
D
aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 35 - Quizvraag

Welke manier van inleiden is hier gebruikt?

(klik op de afbeelding)
A
een of meerdere vragen stellen
B
anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
onderwerp aankondigen
D
aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 36 - Quizvraag

Welke manier van inleiden is hier gebruikt?

"Ik speel hockey sinds ik zes was en ik zing sinds mijn tiende."
A
een of meerdere vragen stellen
B
anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
onderwerp aankondigen
D
aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 37 - Quizvraag

Welke manier van inleiden is hier gebruikt?

"Ik heb verschillende hobby's, maar klimmen is de leukste."
A
een of meerdere vragen stellen
B
anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
onderwerp aankondigen
D
aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 38 - Quizvraag

Welke manier van inleiden is hier gebruikt?

"Toen ik klein was nam mijn moeder me een keertje mee naar de klimhal, en ik vond het leuk!."
A
een of meerdere vragen stellen
B
anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
onderwerp aankondigen
D
aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 39 - Quizvraag

Welke manier van inleiden is hier gebruikt?

(klik op de afbeelding)
A
een of meerdere vragen stellen
B
anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
onderwerp aankondigen
D
aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 40 - Quizvraag

Welke manier van inleiden is hier gebruikt?

"Dansen is een hele leuke sport vind ik.."
A
een of meerdere vragen stellen
B
anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
onderwerp aankondigen
D
aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 41 - Quizvraag

Welke manier van inleiden is hier gebruikt?

(klik op de afbeelding)
A
een of meerdere vragen stellen
B
anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
onderwerp aankondigen
D
aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 42 - Quizvraag

Welke manier van inleiden is hier gebruikt?

"Uit recent onderzoek is gebleken dat dansen gezond is voor lichaam en geest."
A
een of meerdere vragen stellen
B
anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
onderwerp aankondigen
D
aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 43 - Quizvraag

Welke manier van inleiden is hier gebruikt?

(klik op de afbeelding)
A
een of meerdere vragen stellen
B
anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
onderwerp aankondigen
D
aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 44 - Quizvraag

Welke manier van inleiden is hier gebruikt?

(klik op de afbeelding)
A
een of meerdere vragen stellen
B
anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
onderwerp aankondigen
D
aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 45 - Quizvraag

Welke manier van inleiden is hier gebruikt?

(klik op de afbeelding)
A
een of meerdere vragen stellen
B
anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
onderwerp aankondigen
D
aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 46 - Quizvraag

Welke manier van inleiden is hier gebruikt?

(klik op de afbeelding)
A
een of meerdere vragen stellen
B
anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
onderwerp aankondigen
D
aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 47 - Quizvraag