Onderwerp en stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Onderwerp
Het onderwerp geeft aan wie of wat iets doet. 

Stel jezelf de vraag: 
wie of wat + persoonsvorm? 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Taal / spellingBasisschoolGroep 5,6

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Onderwerp
Het onderwerp geeft aan wie of wat iets doet. 

Stel jezelf de vraag: 
wie of wat + persoonsvorm? 

Slide 1 - Tekstslide

Even oefenen
Ella en Simon zitten in groep 5 van de Centrumschool in Zwolle.

Vraag: Wie of wat + persoonsvorm?

Wie zitten? 
Ella en Simon

Slide 2 - Tekstslide

Even oefenen
Vandaag maken ze een mooie tegen voor juf Merel.
Vraag: Wie of wat + persoonsvorm?

Wie maken? 
ze


Slide 3 - Tekstslide

Morgen komt Sofie langs.

Slide 4 - Open vraag

Krijgen ze dan beschuit met muisjes?

Slide 5 - Open vraag

Nordin pakt zijn gitaar.

Slide 6 - Open vraag

Hij was al laat voor muziekles.

Slide 7 - Open vraag

Snel deed hij de gitaar in de hoes.

Slide 8 - Open vraag

Bram rende met hem mee.

Slide 9 - Open vraag

De lerares aaide Bram over zijn hoofd.

Slide 10 - Open vraag

Hangt de kalender aan de muur?

Slide 11 - Open vraag

Smaakt de salade heerlijk?

Slide 12 - Open vraag

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: de groene deur.

Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt van welk materiaal iets gemaakt is. 
Bijvoorbeeld: de houten deur.

Slide 13 - Tekstslide

Stoffelijk?
In mijn haar zit een elastieken bandje.

A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Stoffelijk?
Tommie krijgt een nieuw mandje.
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Stoffelijk?
Mama draagt een linnen broek.
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Stoffelijk?
Hij bouwt een stenen muurtje
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het stoffelijk bijv. nw?
Mama koopt een nieuwe leren bank.

Slide 18 - Open vraag

Wat is het stoffelijk bijv. nw?
De fluwelen kussens vind ik erg leuk.

Slide 19 - Open vraag

Wat is het stoffelijk bijv. nw?
Mijn broertje speelt met het houten speelgoed.

Slide 20 - Open vraag

Wat is het stoffelijk bijv. nw?
Ik laat iets op de betonnen vloer vallen.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het stoffelijk bijv. nw?
Ik laat kristallen vazen vallen.

Slide 22 - Open vraag