14.3 Televisie en consumptiemaatschappij (online versie)

JAREN '60
14.3 Televisie en consumptiemaatschappij
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

JAREN '60
14.3 Televisie en consumptiemaatschappij

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
1. Je begrijpt de invloed van de komst van de televisie en andere huishoudelijk apparaten op het leven van gewone mensen.
2. Je kunt uitleggen hoe de toename in welvaart heeft geleid tot het ontstaan van een consumptiemaatschappij.
3. Je kunt omschrijven wat een consumptiemaatschappij is.

Slide 2 - Tekstslide

De televisieomroepen waren verdeeld over de vier zuilen. Sleep de afkorting naar de juiste omschrijving. 

Let op: je hebt de betekenis van de afkortingen nodig voor de volgende vraag.
Katholieke Radio Omroep
Nederlands Christelijke Radio-Vereniging
Vrijzinnig Protestantse Radio Omroep
Vereniging Arbeiders Radio Amateurs
Algemene Vereniging Radio Omroep
KRO
NCRV
VPRO
VARA
AVRO

Slide 3 - Sleepvraag

De televisieomroepen waren verdeeld over de vier zuilen. Sleep de afkorting naar de juiste omschrijving.
Katholieke zuil
Protestantse zuil (1/2)
Protestantse zuil (2/2)
Socialistische zuil
Liberale zuil
KRO
NCRV
VPRO
VARA
AVRO

Slide 4 - Sleepvraag

Op 23 december 1960 werd de vrije zaterdag ingevoerd. Welke zaken waren hiervan het gevolg? Kies er drie.
A
De arbeidsmarkt kwam onder druk te staan, omdat er nog minder gewerkt werd.
B
De consumptie steeg, want mensen hadden meer tijd om te winkelen.
C
Meer ziekmeldingen, want mensen waren moe door het lange weekend.
D
Doe-het-zelf kwam in opkomst, mensen hadden tijd om te gaan klussen.

Slide 5 - Quizvraag

De vrije tijd van burgers in een consumptie-maatschappij wordt vooral gebruikt om geld uit te geven. Waarom geven mensen geld uit aan dingen die niet nodig zijn voor hun basisonderhoud?
A
Om indruk te maken.
B
Omdat het van de regering moet.
C
Omdat ze geld genoeg hebben.
D
Uit verveling.

Slide 6 - Quizvraag

14.3a Televisie en vrije tijd

Slide 7 - Tekstslide

Verzuiling

Televisiezenders
waren onderverdeeld volgens de verschillende zuilen. Dus er is een katholieke
omroep, een protestantse, een liberale en een socialistische. 

Slide 8 - Tekstslide

Noem minimaal
één zuil...

Slide 9 - Woordweb

Eerst
is er één televisiekanaal, vanaf 1964 zijn 
dat 

er twee. Pas eind jaren ‘80
worden dat er 
steeds 

meer, tot het enorme aanbod dat we nu kennen. 


In 1967 komt
de kleurentelevisie.

Slide 10 - Tekstslide

Er zijn vier zuilen, met bijbehorende omroepen.
Er zijn twee kanalen. Dus niet elke omroep zendt uit. Wat zullen mensen dus doen?

Slide 11 - Open vraag

Ontzuiling

Omdat
er maar één of twee kanalen zijn, gaan mensen al snel ook naar programma’s van
andere zuilen kijken. Daardoor komt de ‘ontzuiling’ van de jaren 60 op gang. 

Slide 12 - Tekstslide

In de jaren '60 komen er steeds meer huishoudelijke apparaten op de markt.
Wat is het gevolg hiervan?

Slide 13 - Open vraag

Meer vrije tijd!

Naast
de tv komen er andere huishoudelijke apparaten, die het leven makkelijker
maken. Taken gaan sneller, waardoor mensen meer vrije tijd krijgen. De vrije
zaterdag en de ´doe-het-zelf´ doen ook zijn intrede.

Slide 14 - Tekstslide

14.3b Consumptiemaatschappij 
en welvaartsstijging

Slide 15 - Tekstslide

Koop je wel eens iets
dat je niet nodig hebt?

Slide 16 - Woordweb

Status
In een consumptiemaatschappij
bepaalt de consumptie van goederen en diensten (zoals etenswaren, kleding,
vakantie vieren en luxeproducten) de status van de burgers. 

Slide 17 - Tekstslide

Koop je wel eens iets
moois om te 'showen'?

Slide 18 - Woordweb

Geld uitgeven

De
vrije tijd van burgers in een consumptiemaatschappij wordt vooral gebruikt om
te consumeren en geld uit te geven aan goederen die niet nodig zijn voor het
basisonderhoud. De producten worden gebruikt om mee te pronken, uit verveling
en/of omdat de consument genoeg te besteden heeft. 

Slide 19 - Tekstslide

Wat zou een reden kunnen zijn om iets te kopen dat je niet nodig hebt voor je basisonderhoud?

Slide 20 - Open vraag

Kenmerken van een consumptiemaatschappij 
1. reclame, 
2. luxeproducten en 
3. een grote afvalberg

Slide 21 - Tekstslide

Goed opgelet?
Noem minimaal één kenmerk van een consumptiemaatschappij.

Slide 22 - Open vraag

4

Slide 23 - Video

00:17
Waar maken moeder en
dochter zich zo blij over?

Slide 24 - Woordweb

00:38
Wat voor 'ijzeren mandje' is dit?

Slide 25 - Open vraag

01:30
Wat is dus het gevolg van de komst van de supermarkt?

Slide 26 - Open vraag

01:46
Wat is de oplossing?

Slide 27 - Woordweb

Doel van de les
1. Je begrijpt de invloed van de komst van de televisie en andere huishoudelijk apparaten op het leven van gewone mensen.
2. Je kunt uitleggen hoe de toename in welvaart heeft geleid tot het ontstaan van een consumptiemaatschappij.
3. Je kunt omschrijven wat een consumptiemaatschappij is.

Slide 28 - Tekstslide

1. De komst van de televisie heeft geleid heeft geleid tot ...

Slide 29 - Open vraag

2. De komst van meer huishoudelijke apparaten heeft geleid tot meer ...

Slide 30 - Open vraag

Hoe heeft de toename in welvaart geleid tot het ontstaan van een consumptiemaatschappij?
Mensen hadden meer ...

Slide 31 - Open vraag

Om welke drie redenen geven mensen geld uit aan dingen die ze niet nodig hebben?
A
Om te pronken.
B
Uit verveling.
C
De winkels moeten leeg.
D
Ze hebben geld genoeg.

Slide 32 - Quizvraag

Wat zijn drie kenmerken van een consumptiemaatschappij?
A
Lege winkels
B
Luxeproducten
C
Afvalberg
D
Reclame

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Video