Week 2 Verhouding + eenvoudige verhoudingstabel

Verhoudingen & eenvoudige verhoudingstabel
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Verhoudingen & eenvoudige verhoudingstabel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een verhouding?
Twee grootheden/ eenheden die in verhouding staan tot elkaar. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld: 
5 meisjes en 15 jongens
verhouding = 5 : 15
eenvoudiger 1 : 3

Tegenover elk meisje zijn er 3 jongens

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik van de verhoudingstabel

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1
Bepaal welke twee eenheden je nodig hebt 
(voor je verhoudingstabel)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In een recept voor 4 personen heb je 200 gram suiker nodig. 200 gram suiker kost €1,50. Hoeveel suiker heb je nodig voor 6 personen?
Welke twee eenheden heb je nodig?
A
Kosten in € en aantal personen
B
Grammen suiker en aantal personen
C
Kosten in € en grammen suiker

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Drie dames shoppen spijkerbroeken van €79 waar 35% korting op zit. Hoeveel euro korting krijgt een dame?
Welke twee eenheden heb je nodig?
A
Aantal euro's en procenten
B
Procenten en aantal dames
C
aantal dames en procenten

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Per minuut schrijft journalist Liza 20 woorden. Ze verdient per woord €0,50. In hoeveel minuten schrijft ze 160 woorden?
Welke twee eenheden heb je nodig?
A
Aantal minuten en verdiensten in €
B
Verdiensten in € en aantal woorden
C
aantal minuten en aantal woorden

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stap 2
Zet die juiste eenheden vooraan in de verhoudingstabel.

Zet de getallen die je weet in de kolommen ernaast.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebruik je bij verhoudingstabellen?
A
+ en -
B
x en :

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stap 3
Je gebruikt : voor verkleinen en je gebruikt x voor vergroten

De eenheden blijven in verhouding. Dus: 
Verklein je de eenheid boven met :3? Dan verklein je ook de eenheid onder met :3
Vergroot je de eenheid boven met x4? Dan vergroot je ook de eenheid onder met x4

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld verkleinen:
Rico gebruikt het recept hiernaast. Hij maakt voor 10 personen appelflappen. Hoeveel plakjes bladerdeeg heeft hij nodig?
Recept appelflap

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking 
-stap 1: welke eenheden heb ik nodig? 
aantal personen en aantal plakjes bladerdeeg

-stap 2:  schrijf de eenheden en de getallen die je weet in de verhoudingstabel

-stap 3: ga ik vergroten of verkleinen?
verkleinen, dus :

-stap 4: reken uit

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld vergroten

Marie koopt 3 notitieboekjes voor €15. Hoeveel notitieboekjes kan ze kopen met €75?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uitwerking
-stap 1: welke eenheden heb ik nodig?
kosten in € en aantal notitieboekjes

-stap 2: schrijf de eenheden en de getallen die je weet in de verhoudingstabel

-stap 3: ga ik vergroten of verkleinen?
vergroten, dus x
met hoeveel? 75 : 15 = 5, dus met 5

-stap 4: reken uit



Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

oefenen 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Is dit een verhoudingstabel?
    2
    6
    8
    5
    15
   20
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Dit een verhoudingstabel?
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb wel eens van een verhoudingstabel gehoord
Hoeveel schroeven bij 10 planken?
planken
1
10
schroeven
4
....
A
20
B
50
C
40
D
45

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb wel eens van een verhoudingstabel gehoord
Wat kosten 4 appels?
1 appel
2 appels
4 appels
5 appels
0,70
1,40
.........
A
€ 2,80
B
€ 7,00
C
€ 3,60
D
€ 3,90

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
12-badenkaart
B
zomerkaart

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb wel eens van een verhoudingstabel gehoord
Anna werkt 12 uur in een supermarkt. 
Zij verdient daarmee in totaal € 69,-.
Hoeveel verdient zij met 18 uur werken?
Maak een verhoudingstabel
A
€ 34,50
B
€ 103,50
C
12 X € 69
D
€ 138

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zitten melk en pure paaseitjes in een zak.
Er zijn 3 melkeitjes op elke 2 pure eitjes.
Ale er 21 melk eitjes in een zak zitten, hoeveel pure eitjes heb je dan?

Slide 23 - Open vraag

Laat m.b.v. de verhoudingstabel zien hoe je hiermee de som kunt oplossen.
Je koopt een stuk chocola van 500 gram.
Per 125 gram kost de chocola 3,50
Hoeveel kost het stuk wat je koopt?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel frikandellen
heb je nodig als je 6 hapjes
wil maken?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je wil dit recept voor 48 personen maken. Hoeveel gram aardappelen heb je nodig?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies