In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
9.4 ziek
Thomas, Naomi en Madeleen H3D
Slide 1 - Tekstslide
Wat weet je over ziek zijn?
Slide 2 - Woordweb
Leerdoelen!
1. Je kunt opnoemen door welke ziekteverwekkers je ziek wordt en je kunt beschrijven hoe ze in je lichaam komen.
2. Je kunt beschrijven hoe een infectieziekte verloopt.
3. Je kunt beschrijven hoe witte bloedcellen ziekteverwekkers herkennen en hoe je geneest.
4. Je kunt uitleggen wat de functie van koorts is bij de genezing.
Slide 3 - Tekstslide
Hoe word je ziek?
Micro-organismen. Met het blote oog niet kunt zien.
Bacteriën, virussen en schimmels, van de meeste kan je ziek worden. Dit noemen we ziekteverwekkers.
Slide 4 - Tekstslide
Ziekteverwekkers
1. Bacteriën
2. Schimmels
3. Virussen
Slide 5 - Tekstslide
Besmetting of infectie
Mond, neus, geslachtsorganen of via wondjes.
Besmetting of infectie.
Slide 6 - Tekstslide
Infectieziekten
Ziekten die door een infectie met bacteriën, virussen of schimmels komen heten infectieziekten.
Slide 7 - Tekstslide
Verkoudheid
Slijmvliescellen in je mond, neus en keel.
Zwellen op en gaan pijn doen. Loopneus hoesten/niezen.
Slide 8 - Tekstslide
Griep
Als je griep hebt kan het veel pijn doen aan je hele lichaam. Je hebt pijn aan je spieren en je hebt koorts, hoofdpijn en soms verkoudheid.
Slide 9 - Tekstslide
Incubatietijd
Als je besmet bent met een ziekteverwekker ben je meestal niet direct ziek. Dit noem je incubatietijd.
Slide 10 - Tekstslide
Ziekteverloop
Slide 11 - Tekstslide
Hoe genees je?
Afweer. De afweer gebeurt door witte bloedcellen. Het beenmerg. Je hebt twee soorten witte bloedcellen: vreetcellen en antistofcellen.
Slide 12 - Tekstslide
Vreetcellen
Bij een onstekking gaan vreetcellen aan het werk.
De bloedcellen komen uit de haarvaten.
Ze sluiten dan de bacteriën in en verteren ze.
Slide 13 - Tekstslide
Vreetcellen
Als de bloedcellen hun werk hebben gedaan en de bacteriën geverteerd zijn, gaan ze dood.
Er komt dan pus of etter uit de wond.
Pus of etter zijn dan de dode witte bloedcellen.
Slide 14 - Tekstslide
Antistofcellen
Komt bij infectieziekte voor.
Antistofcellen zijn witte bloedcellen die antistoffen maken. Antistoffen schakelen de ziekteverwekkers uit.
Slide 15 - Tekstslide
Antistofcellen
Het proces van antistoffen uitschakelen gaat zo: 1. Ziekteverwekkers in je lichaam. 2. Antistofcellen maken antistof aan. 3. De antistofcellen gaan zich snel delen. 4. De antistoffen koppelen de ziekteverwekkers aan elkaar en schakelen ze zo uit. 5. Vreetcellen sluiten de gekoppelde ziekteverwekkers in en verteren ze.
Slide 16 - Tekstslide
Antigenen
Antigenen zijn stoffen aan de buitenkant van cellen of virussen. Je lichaam herkent dan of de cellen lichaamseigen of lichaamsvreemd zijn.
Slide 17 - Tekstslide
Lichaamseigen en lichaamsvreemd
Lichaamseigen zijn antigenen op je eigen lichaam.
Lichaamsvreed zijn antigenen op een ziekteverwekker, witte bloedcellen gaan dan een antistof maken.
Slide 18 - Tekstslide
Ziekteverwekker
Elke ziekteverwekker heeft zijn eigen antigenen. Voor elk soort ziekteverwekker maken je witte bloedcellen aparte antistoffen.
Slide 19 - Tekstslide
Nu nog een filmpje!
Slide 20 - Tekstslide
nectar.digitaal.noordhoff.nl
Slide 21 - Link
Waarvoor krijg je koorts?
Tempratuur hoger dan 38 °C.
Je lichaam wordt geregeld door je Hypothalamus.
Slide 22 - Tekstslide
Hypothalamus
Het is een deel van de hersenen dat onder de grote hersenen ligt. Zodra je te warm of te koud wordt, begint je hypothalamus bijstellen.
Slide 23 - Tekstslide
Hypothalamus
Als je ziek bent, maken de witte bloedcellen stofjes waardoor de hypothalamus je lichaamstempratuur verhoogt, maar ze maken ook bij een hogere tempratuur sneller antistoffen.
Slide 24 - Tekstslide
Koorts
Als je een te hoge koorts hebt is dat gevaarlijk, want als het boven de 42°C is gaan je enzymen door de hitte kapot.
Slide 25 - Tekstslide
Om te onthouden!
Infecties:
Besmetting: door de lucht, door aanraking of via een wondje.
Bacteriën maken je ziek door giftige stoffen uit te scheiden. Virussen maken je cellen kapot.
Tijdens de incubatietijd ben je al wel besmet, maar heb je nog geen symptomen.
Slide 26 - Tekstslide
Om te onthouden!
Witte bloedcellen:
Ontstaan in het beenmerg en rijpen in de lymfeknopen.
Herkennen ziekteverwekkers aan hun antigenen.
Schakelen ziekteverwekkers uit:
- ‘vreetcellen’: verteren ziekteverwekkers
- ‘antistofcellen’: maken antistoffen.
Slide 27 - Tekstslide
Om te onthouden!
Functie van koorts:
Als je afweer aan het werk is, wordt de hypothalamus op een hogere temperatuur ingesteld: je wordt warmer.
Door de hogere temperatuur kan je lichaam sneller alle ziekteverwekkers opruimen.
Slide 28 - Tekstslide
Nu nog een quiz!
Slide 29 - Tekstslide
Wat zijn voorbeelden van ziekteverwekkers?
A
Virussen, schimmels en infecties
B
Bacteriën, schimmels en virussen
C
Koorts, virussen en infecties
D
Schimmels, Bacteriën en koorts
Slide 30 - Quizvraag
Wat is incubatietijd?
Slide 31 - Open vraag
Wat gebeurt er als je verkouden bent?
A
Dan gaan er slijmvliescellen in je arm zitten.
B
Dan gaan er slijmvliescellen in je mond zitten.
C
Dan gaan er slijmvliescellen in je maag zitten.
D
Je krijgt een loopneus
Slide 32 - Quizvraag
Wat is de naam van de organismen die je met het blote oog niet kunt zien?
A
Picro-organismen
B
Pacro-organismen
C
Micro-organismen
D
Macro-organismen
Slide 33 - Quizvraag
Hoe komen ziekteverwekkers binnen in je lichaam?
A
Wondjes en neus
B
Geslachtorganen en mond
C
Mond, neus en wondjes
D
Mond, neus, geslachtsorganen of via wondjes
Slide 34 - Quizvraag
Hoe krijg je een infectie of besmetting?
A
Niezen, hoesten of lichamelijk contact
B
Niezen en lichamelijk contact
C
Hoesten en handcontact
D
Lichamelijk contact, niezen en praten
Slide 35 - Quizvraag
Wat is de naam van de ziekte die je krijgt door bacteriën, virussen en schimmels?
Slide 36 - Open vraag
Bij wat gaan vreetcellen werken?
A
Spierpijn
B
Ontsteking
C
Ze werken altijd
D
Snee
Slide 37 - Quizvraag
Wat is pus of etter?
Slide 38 - Open vraag
Wanneer komen antistofcellen voor?
A
Snee
B
Ze werken altijd
C
Verbranding
D
Infectieziekte
Slide 39 - Quizvraag
Wat schakelen antistoffen uit?
Slide 40 - Open vraag
Waar bevinden antigenen zich?
A
Buitenkant van cellen of virussen
B
Binnenkant van cellen of virussen
C
Binnenkant van virussen
D
Buitenkant van cellen
Slide 41 - Quizvraag
Waar zitten lichaamseigen?
A
Op je lichaam
B
Op virussen
C
Op cellen
D
Op objecten
Slide 42 - Quizvraag
Bij hoeveel graden heb je koorts?
Slide 43 - Open vraag
Waar zit de hypothalamus?
A
Onder de kleine hersenen
B
In de achterhoofskwab
C
Onder de grote hersenen
D
Onder de voorhoofdskwab
Slide 44 - Quizvraag
Wanneer begint de hypothalamus te werken?
A
Wanneer de lucht te koud is
B
Wanneer je lichaam te warm is
C
Wanneer je lichaam te koud is
D
Wanneer de lucht te warm is
Slide 45 - Quizvraag
Wat gebeurt er als je boven de 42 graden koorts hebt?